
Al eerder verschenen in Grondig 8
"We zijn ongeveer vijf jaar onderweg, dus is het hoog tijd om de tussenstand op te maken”, zeggen Nico Willemsen, beleidsmedewerker MKB Infra en Philip van Nieuwenhuizen, voorzitter van de sectie MKB Infra. Dat gebeurde via de inventarisatie Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB), waaraan 251 leden van Cumela meededen en bijna de helft van de MKB Infra-leden.
Zero Emissie-werken is vooral heel onzeker
De Inventarisatie geeft inzichten die Willemsen en Van Nieuwenhuizen duiden met wat ze in de praktijk horen. Vast staat dat er wat moet veranderen. Iets waar Cumela-voorman Leo de Boer in februari van dit jaar samen met Van Nieuwenhuizen al zijn zorgen over uitsprak tegenover staatssecretaris Chris Jansen van Openbaar Vervoer en Milieu. Hij vroeg toen te zorgen voor concrete investeringszekerheid en opdrachtgarantie.
De ondernemers die we spraken, bevestigen dat dit nodig is. Dat doen ze vanwege verschillende redenen. De eerste is de grilligheid in het werkaanbod. De ene keer is er te veel werk, het andere moment is er geen werk.
Reden twee is dat het amper te voorspellen is welke werken emissievrij zullen worden aanbesteed en welke niet. Dit maakt het lastig om een inschatting te maken van de kansen om de machine en de man daarop aan het werk te houden. Soms wordt het zelfs toegezegd dat een werk emissievrij op de markt zal komen, maar verandert een opdrachtgever al snel van gedachten zodra hij de prijs hoort.
Reden drie is dat het werk dat opdrachtgevers wel aanbesteden vaak maar een korte periode duurt en dat is onvoldoende om op te investeren. Meer samenwerking tussen diverse overheden is daarom een wens van ondernemers, zodat er werk over langere periodes op de markt komt.

Dekkingsgraad elektrische machines
Die grilligheid in de vraag naar de machines valt op, omdat de dekkingsgraad nog best laag is. Goed om te weten: bij het verwerken van de uitslagen van de inventarisatie werd geen onderscheid gemaakt tussen de leden van Cumela en MKB Infra. “Jammer, want relatief veel van onze MKB Infra-bedrijven vulden de enquête in”, zegt Van Nieuwenhuizen, die desondanks blij is dat een grote groep de moeite nam om de vragen te beantwoorden.
En wat blijkt uit de inventarisatie? Als het gaat om zero-emissie-bouwmachines heeft over de hele linie iets minder dan vijftig procent van de cumelabedrijven iets van een zero-emissiestuk in de schuur staan.
Veruit het meeste materieel bestaat uit bouwmachines onder de 19 kW. Wat opvalt is dat de machines tussen de 56 en 130 kW de tweede plaats innemen en dan pas de machines tussen de 19 en 37 kW. Daarmee telt de cumelasector iets minder zero-emissiematerieel dan ondernemers in andere sectoren, maar groot is het verschil niet.
Wel springt bij de cumelaondernemers de groep met 56 tot 130 kW er meer uit dan bij het totaal. De Groene Koers stelt zelf vast dat de categorie populairder is dan verwacht op basis van de routekaart.
Te snel of niet snel genoeg?
“Ik had deze uitkomst verwacht”, zegt Willemsen. “Een groot deel van onze leden zet nog geen stap of kan nog geen stap zetten. Opvallend is dat diverse ondernemers vinden dat Cumela te snel wil, terwijl opdrachtgevers mij verwijten dat we niet snel genoeg willen. Wat je ziet is dat het omslagpunt om te investeren bij de 10 miljoen euro omzet ligt. Daar zit de crux.”
Willemsen vervolgt: ”Grotere bedrijven stappen makkelijker over. Voor deze bedrijven is het terugverdienperspectief beter. Dit zijn hoofdaannemers en in die rol lukt het eenvoudiger om de machines terug te verdienen in de vorm van gunningsvoordeel. Wellicht verklaart dat ook de relatieve populariteit van machines in de klasse 56-130 kW, dat zijn machines die vaak multi-inzetbaar zijn. Ik ken ondernemers die zo de helft van een machine vergoed kregen. Maar een onderaannemer of verhuurder moet de machine per uur terugverdienen. Dat lukt er nog maar heel weinig.”
Wat hierin meespeelt, is dat een elektrische machine, anders dan bij een diesel, in kortere moet worden terugverdiend. “Je hebt dan geen zes tot acht jaar om 10.000 facturabele uren te maken. Juist doordat de techniek zo snel gaat, verouderen de machines sneller en voor tweedehands machines is nog geen grote internationale markt, daardoor is de restwaarde heel onzeker”, zegt Willemsen.
In de praktijk komen ondernemers opdrachtgevers een beetje tegemoet en kiezen ze voor een prijsstelling waarmee ze net uit de kosten komen. Hoewel niet iedere koploper dat lukt en daarmee ligt het risico vooral bij de ondernemer die de hoge investering in een machine deed.
Vooral de combinatie van hoge aanschafkosten en het uitblijven van vraag vanuit opdrachtgevers helpt niet. Bij grofweg driekwart van de ondernemers in de inventarisatie blijkt dit de oorzaak te zijn om dan maar niet te investeren in elektrisch, wat Willemsen goed begrijpt. Hij vraagt daarom bij opdrachtgevers in het bijzonder aandacht voor de lastige positie van onderaannemers en verhuurbedrijven.
Meerwerk wordt niet duurzaam betaald
Van Nieuwenhuizen voegt eraan toe dat er ook op andere fronten nog werk aan de winkel is. “Het is vreemd en een gemis dat de groensector niet meegenomen is in het programma schoon en emissieloos werken. Daar laat het programma het afweten. En dat zien we ook terug in de inventarisatie. Ondernemers in de groensector zijn veel minder bekend met het SEB-programma dan hun gww-collegae.“
Iets anders wat ondernemers ook tegenstaat is dat als ze een werk duurzaam aannemen, dat niet geldt voor meerwerk. “Ik krijg signalen dat bijvoorbeeld meerwerk op een project dat elektrisch wordt gedaan dan weer niet elektrisch mag en dat hoort niet”, zegt Van Nieuwenhuizen. Het resultaat is dat meerwerk vaak met een diesel gedaan wordt of met een elektrische machine tegen een prijs van een dieselmachine en dat klopt niet.

Opdrachtgevers vragen het nog amper
Juist door het beperkte aanbod van zero-emissiematerieel in combinatie met een behoorlijk aantal ondertekenaars van het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen wordt er aangenomen dat er werk genoeg is. In de praktijk ligt dat anders en dat wordt ondersteund door de uitkomsten van de inventarisatie; de uitkomsten laten die grilligheid van de markt goed zien.
Bij sommige groepen opdrachtgevers zoals waterschappen en Provincies verwacht je een grote vraag naar zero emissie, omdat de koepelorganisatie het SEB-convenant ondertekende. Maar die verwachting wordt niet waargemaakt in de inventarisatie. En het kan ook andersom. Zo vroegen gemeenten gemiddeld het hoogste percentage aan werk (gedeeltelijk) zero-emissie uit. Dat was daar bijna één op de vijf projecten. Opvallend want slechts 10 procent van de gemeenten ondertekenden voor mei 2025 het convenant.
Bij bedrijven, industrie, woningcorporaties en vastgoedontwikkelaars is er bijna geen vraag naar elektrisch werken. Gemiddeld blijft de uitvraag daar steken op één op de 25 projecten. De overige opdrachtgevers, zoals waterschappen, Rijkswaterstaat, netbeheerders en provincies, vragen bij bijna één op de zeventien projecten zero-emissie uit. Niet veel als je er rekening mee houdt dat ze allemaal toezegden hun best daarvoor te doen.
Via de SPUK-subsidie steunt de landelijke overheid ze zelfs een beetje. Over 2027 wordt dat zelfs ruim een miljoen euro per opdrachtgever. “Let wel dat is afhankelijk van de grootte van de gemeente en de balans van die gemeente of ze veel kunnen doen met hulp van de subsidie, nuanceert Willemsen.
Het percentage uitvragen kan snel gaan groeien de komende jaren, zien De Groene Koers-partners. Zo hebben in een paar maanden tijd veel meer gemeenten het SEB-convenant ondertekend. “Maar we zagen nog iets opvallends dit jaar. De waterschappen en grote gemeenten (ondertekenaars van het eerste uur) presenteerden dit jaar nieuwe aanbestedingsdocumenten voor zero emissie-projecten. Na ondertekening van het convenant hebben zij gemiddeld meer dan een jaar de tijd nodig gehad voor de interne organisatie. Het kan dus stilte voor de storm zijn”, hopen de mannen voor de bedrijven die geinvesteerd hebben.
Werk beter waarderen
Een ander verbeterpunt is de waardering van het werk. Veel ondernemers vinden dat dit beter kan. Dit blijkt uit het antwoord dat ze gaven op de vraag ‘Hoe beoordeel je de vergoeding van zero-emissieopdrachten?’. Rijksvastgoedbedrijf, netbeheerders, Schiphol en waterschappen krijgen hier de beste beoordeling, met die kanttekening dat het nog steeds bij meer dan de helft van de projecten niet goed gaat. Voor de helderheid: een klein percentage werken wordt duurzaam weggezet en van dat percentage wordt meer dan de helft nog onvoldoende betaald.
Bij de provincies, Rijkswaterstaat, gemeenten en het havenbedrijf gaat het bij iets meer dan één op de drie werken goed. Daarna wordt het percentage als goed beoordeelde vergoedingen snel lager.
Investeer pas als het moet én kan!
Tegen deze achtergrond begrijpt Van Nieuwenhuizen de scepsis bij ondernemers en ook Willemsen heeft er alle begrip voor dat ondernemers kritisch zijn. “Tegelijk hebben we Europa-wijd de keuze gemaakt om de stap naar elektrisch te zetten en dan moeten we er het beste van maken”, zegt de MKB Infra-man. Hij raadt ondernemers vooral aan om pas te investeren als het moet.
Willemsen deelt die mening. Beiden zeggen dit vanwege verschillende redenen. “Omdat de techniek zo snel gaat, is het slim om even te wachten op de seriematige productie. En goede dieselmachines slopen… daar vind ik wat van”, zegt Van Nieuwenhuizen. Willemsen vult aan: “Investeer pas bij perspectief en daar heb je een opdrachtgever voor nodig.”
Slimme keuzes maken
Van Nieuwenhuizen vraagt zich nog wel af of de partijen die nu zero-emissie-uitvragen dat altijd om de juiste redenen doen. “Wat ontbreekt in deze inventarisatie is inzicht in de projecten: welke moesten elektrisch vanwege bijvoorbeeld een Natura 2000-gebied dichtbij en waar was het niet verplicht?” Als gevolg van een beperkt aanbod machines, maar ook een beperkt aanbod aan geld, moet een overheid veel kritischer zijn op de keuze voor elektrisch werken. “Zorg dat je het toepast daar waar het echt moet”, zegt Van Nieuwenhuizen. Iets wat alleen kan als er meer coördinatie op elektrisch werken plaatsvindt. In het verlengde kan zo’n coördinator zorgen voor meer transparantie in de uitvragen, wat ondernemers kan helpen bij het plannen van investeringen.
Het schoon en emissieloos bouwen moet volgens de mannen veel meer maatwerk worden. Aan de ene kant om te zorgen dat maatschappelijk geld echt de problemen oplost die het moet oplossen en aan de andere kant om ondernemers die hun nek uitsteken te helpen investeringszekerheid te krijgen. “Het is positief dat we ondernemers hebben die dit oppakken omdat ze er zelf in geloven, maar ook die moeten uiteindelijk een bedrijf runnen en hun werknemers te betalen."
Ondernemers reageren
Via de enquête kon je als ondernemer meepraten over dit onderwerp, maar wij vroegen ook nog aan drie ondernemers wat zij ervan vinden. Zo ziet Rudie van Oostrum, Van Oostrum Westbroek BV, dat het realiseren van natuurdoelen voor gaat op emissievrij. Ook gebeurt meerwerk nog steeds met een diesel, zegt Frank Hoogendoorn van HKA Nieuwkoop. Hij vertelt wat hij ziet in de verhuur. Robert Buijtenhuis, Buijtenhuis Nijkerk BV, raadt ondernemers aan vooral eerst werk te zoeken wat de investering kan dragen.
De uitgebreide verhalen kun je hieronder downloaden of hier digitaal lezen.
Download het verhaal hier
-
Lees meer over
2025 Grondig 8 - Ondernemers vragen om zekerheid.pdf