bakkenwagen

Registreren van zelfbouwvoertuigen bij RDW

Datum: 20 april 2021
Laatst bijgewerkt: 3 november 2021
Door: Hero Dijkema
Bij de registratie vormen zelfbouwvoertuigen een bijzondere categorie voertuigen. Om de zelfbouwvoertuigen te onderscheiden van reguliere voertuigen is de registratieprocedure aangepast. Sinds eind maart is het mogelijk om aan te geven dat de aanvraag een zelfbouwvoertuig betreft. De aanvrager moet dan ook nog foto’s van het voertuigidentificatienummer en van het complete voertuig aanleveren.

Door de registratie van (land)bouwvoertuigen krijgt de RDW veel informatie en daarmee inzicht in de voertuiggegevens. Het voertuigidentificatienummer of chassisnummer (VIN) is het belangrijkste voertuiggeven, waardoor een voertuig uniek identificeerbaar is. Zo weet de RDW steeds beter wat de opbouw van het VIN van de verschillende merken en typen voertuigen is. De kennis over de opbouw van dit VIN wordt weer gebruikt als controlemiddel bij nieuwe registratieaanvragen van hetzelfde merk en handelsbenaming.

Bij zelfbouwvoertuigen ontbreken er vaak voertuiggegevens die bij gekocht materieel meestal wel voorhanden zijn. De RDW komt bij zelfbouwvoertuigen regelmatig bijzondere merken en handelsbenamingen tegen en dan ook maar van slechts één exemplaar. Vergelijken van dergelijke voertuiggegevens met soortgelijke voertuigen is bij zelfbouwvoertuigen dus niet mogelijk. Hierdoor loopt de registratie van zelfbouwvoertuigen minder soepel en duurt langer dan van voertuigen van reguliere fabrikanten.

Inslaan VIN
Het inslaan van het VIN mag slechts door twee partijen worden gedaan; door de fabrikant of door de RDW. De fabrikant mocht en mag een VIN-nummer alleen inslaan bij nieuwbouw van het voertuig. Als de fabrikant geen VIN-nummer heeft ingeslagen, dan mag dat naderhand alleen nog door de RDW worden ingeslagen.

Het identiteitsonderzoek kost € 44,50 en het inslaan van het VIN-nummer ook nog eens € 44,50; in totaal € 89,00 per voertuig.

Het inslaan van een VIN door de RDW omvat twee stappen en er zijn kosten verbonden. Eerst dien je een zogenaamde identiteitsonderzoek aan te vragen via de website van RDW door hier te klikken.  Het identiteitsonderzoek wordt gedaan door een RDW-keuringstation en kost € 44,50. Als er geen VIN wordt gevonden slaat de RDW een VIN-nummer en dat kost ook nog eens € 44,50. In totaal kost het inslaan van een VIN € 89,00 per voertuig. Het is mogelijk dat de RDW dit ook bij je op het eigen bedrijf doet, maar dit is ter beoordeling aan het RDW-keuringsstation. Wel komen er dan nog voorrijkosten van € 114,00 bij.

Zelfbouwvoertuigen
Een belangrijke vraag is wanneer er sprake is van zelfbouwvoertuigen. Er zijn voertuigen die compleet zelf worden gebouwd. Bijvoorbeeld een bakkenwagen met als basis alleen een nieuwe of oude as, waar vervolgens de chassisbalken en de verdere opbouw op worden gelast. In dit geval kan de fabrikant (de zelfbouwer dus) het voertuig zelf identificeerbaar maken. Bij nieuwbouw (dus ook zelfbouw) kon er door de fabrikant een VIN worden ingeslagen. Is dit niet gedaan dan kan naderhand door de fabrikant/zelfbouwer een constructieplaatje met daarop het VIN worden aangebracht.

Maar er worden ook zelfbouwvoertuigen gemaakt op basis van een kaal chassis met as(sen). Maar dit kan bijvoorbeeld ook een chassis zijn van een opraapdoseerwagen en een bakkenwagen van wordt gemaakt. In een bestaand chassis hoort al een VIN te zijn ingeslagen of zit er een constructieplaatje op met het VIN van de oorspronkelijke fabrikant. Op zich is er wel sprake van een volgende voltooiingsfase, maar mag de zelfbouwer geen eigen VIN meer aanbrengen. Het bestaande chassis heeft immers al een VIN en dit bestaande VIN dient te worden geregistreerd bij de RDW. Een zelfbouwvoertuig op grond van een bestaand chassis kan dus als zelfbouwvoertuig worden geregistreerd met het VIN van de oorspronkelijke fabrikant.

Onbekend VIN
Als een VIN een afwijkende nummeropbouw heeft of nog niet bekend is bij de RDW, krijgt de aanvrager per e-mail een verzoek om aanvullende informatie te verstrekken. Je dient dan foto’s van het ingeslagen VIN, van het merk, van het typeplaatje (constructieplaatje) en van het volledige voertuig van de zijkant naar de RDW te sturen. Met de foto’s kan de RDW de identiteit van het voertuig vaststellen.

Bij zelfbouwvoertuigen ben je zelf de fabrikant en kon je bij nieuwbouw van het voertuig dus zelf het VIN inslaan. In de meeste gevallen is dat echter niet gebeurd en hebben zelfbouwvoertuigen daarom geen VIN.

Ook zelfbouwvoertuigen moeten dus een uniek VIN hebben. Bijvoorbeeld een VIN dat begint met 3 of 4 letters (bijv. de initialen van de bedrijfsnaam en woonplaats), gevolgd door het bouwjaar of postcode en dan nog 4 of 5 cijfers. De laatste 4 cijfers van het VIN vormen namelijk de meldcode op het kentekenbewijs. Zonder een constructieplaat met daarin het VIN kan een zelfbouwvoertuig niet worden geregistreerd.

Let op: gebruik in het eigen VIN niet de letters I, O of Q; deze kunnen verward worden met de cijfers 1 of 0. Het eigen VIN met deze letters wordt geweigerd door RDW.


Zelfbouw registreren
Sinds eind maart kan bij de registratie worden aangegeven of het een zelfbouwvoertuig betreft. Zo ja, dan hoeft er geen merk en geen handelsbenaming te worden ingevuld. Zelfbouwvoertuigen zijn dus sinds kort merkloos. Van een getrokken zelfbouwvoertuig hoeven er slechts vier voertuiggegevens te worden opgegeven; het VIN, de voertuigcategorie, het bouwjaar en de maximumconstructiesnelheid.

Na de registratieaanvraag van een zelfbouwvoertuig krijg je van de RDW het verzoek om foto’s van het ingeslagen VIN, de constructieplaat en van het hele voertuig op te sturen. De RDW kan het VIN namelijk niet vergelijken met soortgelijke voertuigen. Voor registratie is het een voorwaarde dat hert voertuig uniek identificeerbaar is. Ook bij zelfbouwvoertuigen volstaat voor de registratie een constructieplaatje met daarop het VIN.

Het is dus belangrijk om eerst de hier genoemde aspecten te regelen, voordat je een zelfbouwvoertuig bij de RDW gaat registreren.

Geen registratieplicht voor aanhangwagens

Voor bestaande aanhangwagens van voor 2021 is er geen generieke registratieplicht. Getrokken materieel is alleen registratieplichtig als er harder dan 25 km/u mee wordt gereden of wanneer er een ontheffing nodig is voor de afmetingen.

Als het niet lukt om een bestaande aanhangwagen geregistreerd te krijgen, mag er nog wel steeds mee op de weg worden gereden. De aanhangwagen moet dan een witte kentekenplaat voeren, met het kenteken van één van de trekkende voertuigen van dezelfde eigenaar als van de aanhangwagen.

Enige beperking is dat je met een combinatie met een witte volgplaat niet harder dan 25 km/u mag rijden.