boerjaap

Vitale volhouder: Jacob Jan de Boer

Datum: 24 februari 2022
Laatst bijgewerkt: 24 februari 2022
Jacob Jan de Boer, beter bekend als Jaap, vierde vorig jaar zijn vijftigjarig jubileum bij loonbedrijf Kees Bakker in Dirkshorn. Hij kwam er op zijn vijftiende en is nooit meer weggegaan. “Ik kon hier doen en laten wat ik wilde.”

Hij wijst naar de witte bouwhelm die in de John Deere 6155R hangt. “Die moet je verplicht opzetten als je de trekker uitgaat op een bouwplaats. Ik heb er niks mee, maar dat moet tegenwoordig”, legt hij uit. Hetzelfde geldt voor deze trekker. Veel te groot naar zijn zin. “Het enige wat je nog kunt doen is olie verversen en filters vervangen. De rest moet uitgelezen worden met een computer. Dat is niet waar ik van houd. Vroeger liepen we alles zelf na”, vertelt hij. Hij denkt terug aan de David-Brown, waar hij uren op heeft doorgebracht. “We waren altijd buiten, nooit ziek. Ik genoot van het werk. Dat waren nog eens tijden.”

Jacob Jan de Boer (65) - iedereen kent hem als Jaap - begon in 1971, op zijn vijftiende, bij het huidige loonbedrijf Kees Bakker in het Noord-Hollandse Dirkshorn. “Mijn vader was tuinder, maar stopte daarmee. ‘Er valt niets in te verdienen’, zei hij tegen mij, dus ik mocht ook niet naar de tuinbouwschool.”

Ik kwam alleen nog thuis om te slapen. De rest van de tijd was ik altijd

Buurtgenoot Herman Bakker, die in 1962 een eigen loonbedrijf was begonnen in het agrarisch werk, kon wel een werknemer erbij gebruiken. “Dat werk vond ik prachtig. De eerste twee jaar zat ik nog op de LTS. Na school, in het weekend en in de zomer was ik altijd daar”, zegt Jaap. Nadat hij zijn LTS had afgerond, kwam hij er in vaste dienst. “Ik kwam alleen nog thuis om te slapen. De rest van de tijd was ik altijd hier”, vertelt hij. Tot aan zijn trouwen heeft hij elke dag bij de Bakkers gegeten.

In de zomer zat mijn vrouw met haar moeder in een caravan op Texel en was ik aan het werk

Herman
De loonwerker leerde zijn enige medewerker veel. “Trekker rijden kon ik al, maar met iets erachter, dat had ik nog niet eerder gedaan”, vertelt Jaap. “Herman leerde me de ploeg afstellen, kool omspitten, alles eigenlijk. Het was pakken en gaan, en al doende leren”, zegt de 65-jarige. In de jaren zeventig betrof het nog een hoop handwerk: kool zetten en plukken, uien schoffelen, aardappelen opzoeken, hooien. “Daar waren we echt weken mee bezig. Nu ploeg je alles in één dag, bij wijze van spreken, maar toen werkten we achter elkaar door. De één zat overdag op de ploeg en de ander ’s nachts.”

Door de intense samenwerking werden de twee algauw vier handen op een buik. “Hij was een tweede vader voor me”, glimlacht Jaap. “Herman had in de zomer tijdens het beregenen altijd zo’n ijspetje op, met zo’n puntje aan de voorkant waar schaatsers ook mee lopen. Dus ik deed er ook eentje op. Daar stonden we dan met z’n tweeën in het land, allebei in overall, allebei met zo’n petje. We hadden in het vervolg altijd petjes op. Iedereen herkende ons daaraan.”

Zijn blik keert naar binnen. “Hij was nooit ziek, maar toen hij ziek werd, was het mis”, vertelt hij. Herman overleed in 1997 op 58-jarige leeftijd aan botkanker. “Dat vond ik niets”, zegt Jaap. Zoon Kees Bakker was intussen ook in het bedrijf gekomen en werd hierdoor in het diepe gegooid. Jaap en de vrouw van Herman, Nel, vingen hem op. “Ik had beloofd dat we door zouden zetten. Schouders eronder en gaan, zoals we altijd hadden gedaan. We zouden wel zien waar het schip zou stranden.”

Altijd aan het werk
Nooit heeft Jaap gedacht: ik ga ergens anders werken. “Ik kon en kan hier doen en laten wat ik wilde. Of we nu wekenlang aan het hooien waren of dagen achtereen kool stonden te snijden, ik vond het allemaal prachtig. Ik pakte het aan, ik had er zin in. Je dacht er ook niet over na. Het ging gewoon zo. Zeker hier. We zitten hier op zware grond, dus als het droog is, moet je erbij zijn. Dan kun je niet een dag wachten omdat het toevallig zondag is.”

Het werk ging dus altijd door. “Als er een machine kapot ging, maakte je die ’s nachts, zodat je de volgende ochtend weer aan het werk kon. Dat hoorde erbij”, zegt Jaap. Op vakantie ging hij niet. “In de zomer zat mijn vrouw met haar moeder in een caravan op Texel en was ik aan het werk. Ik hoef daar niet heen. Het hele landbouwgebeuren trekt me gewoon. In winter was er voldoende tijd om die uren te compenseren. Dan kon ik gewoon een dag gaan schaatsen.”

Maar hoe vond hij dan een vrouw als hij altijd aan het werk was? “Hier in de schuur”, lacht hij. “Ze is familie van Herman en had ook de land- en tuinbouwschool gedaan. Ze snapte het werk, ze snapte de seizoenen, ze snapte mijn ritme. Het klikte”, zegt hij. Lachend: “Ze werkt nu op de meldkamer bij de brandweer. Nu mijn werk wat regelmatiger aan het worden is, wordt dat van haar onregelmatiger.”

Zonder GPS reden wij al recht; je kon er een liniaal naast leggen

Gemoedelijkheid
Tijden veranderen echter. Bedrijven worden groter, boeren en tuinders stoppen. Machines worden groter. Jaap vindt het werk minder leuk worden. “Om de vijf huizen had je hier wel een tuinder. Met een eenrijige aardappelrooier reden Herman en ik de hele ochtend van de één naar de ander”, aldus Jaap. Nu zijn veel van die tuinders verdwenen. De eenrijige werd een tweerijige en later kwam de bunkerrooier. Nu hebben ze een vierrijige Dewulf, die ergens verderop in een schuur staat. Hij is te groot voor de eigen schuur.

Jaap mist vooral de gemoedelijkheid. “We werkten veel en hard, maar het was ook heel gezellig. Met een heel koppel op het land waren we aan het hooien. Met kopjestijd bleef je altijd op het land. Nu eet je in je eentje een boterham in je trekker of je gaat tussendoor naar huis.”

De huidige tijd spreekt hem sowieso niet zo aan. “Alles moet groot en hard. Daar vind ik niets aan. Ik werk secuur en lever liever goed en net werk af”, klinkt het. Goed en snel gaat niet samen, stelt hij. “Dat secure, dat netjes werken, dat heb ik met de paplepel ingegoten gekregen. Dat krijg je er nu na vijftig jaar niet meer uit.”

GPS
De grootste verandering was voor hem wel de komst van GPS. “Daar kon je niet onderuit. Klanten vroegen erom. De grote loonbedrijven in de buurt begonnen hier als eerste mee en klanten stelden: je mag alleen komen als je GPS hebt”, vertelt Jaap. Dus ook bij loonbedrijf Kees Bakker werden de trekkers uitgerust met GPS. “Ik vond het totaal overbodig. We konden al kaarsrecht rijden, dus waarom moesten we GPS? Zonder GPS reden wij al recht; je kon er een liniaal naast leggen. Als er een kronkel in ons spoor zat, hadden we er al de pest in”, vertelt hij. Jaap werkt er nu wel mee, maar een expert is hij niet. “Ik weet de aan- en uitknop, maar als iemand de instellingen verandert, weet ik niet hoe ik verder moet.”

Het mooie van het werk is het buiten zijn en dat ben ik nog steeds

De volgende generatie
De derde generatie weet dat wel. Bij Maarten Bakker (25) zit het loonwerk ook in de genen. Hij rent al van jongs af aan mee. Een nieuwe generatie betekent echter ook andere ideeën. Zo is Maarten samen met een medewerker het grondverzet ingestapt en draait hij mee op een eigen Komatsu. Er wordt een andere richting ingeslagen; de tijd gaat voort. “Al die nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals GPS, daar groeit de jongere generatie mee op. Zij weten precies hoe het werkt, maar alles moet snel en groot. Een nieuwe kraan is zo gekocht. Ik ben nog van de zuinigheid.”

Niet dat Jaap het niet meer naar zijn zin heeft. “Het mooie van het werk is het buiten zijn en dat ben ik nog steeds”, zegt hij. Zolang hij maar bezig kan blijven. Is het niet op het loonbedrijf, waar hij in de avonden en in het weekend bijvoorbeeld heeft meegebouwd aan een nieuwe kantine, dan is het wel thuis; het eigen huis verbouwen, steigerhouten meubelen maken of klussen in het nieuwe huis van zijn dochter. “Thuis zitten is niks voor mij. Ik ben altijd bezig.”

Noch zijn dochter, noch zijn zoon heeft zijn landbouwfascinatie geërfd, maar zijn oudste kleinzoon daarentegen wel. “Hij is gek van machines. Een speelgoedtrekker, trekkerboekjes, trekkerfilms”, glimt Jaap. “Voor mijn eigen twee kinderen had ik nauwelijks tijd. ’s Ochtends werden ze geboren en ik zat om tien uur alweer op de trekker. Nu heb ik tijd om te genieten van mijn kleinkinderen.”

“Werken moet je overal”, besluit hij. “Ik woon hier tegenover op loopafstand en de klik was er gewoon. Dit is familie voor me. Daarom hoop ik dat ik nog een paar jaar blijven mag.”