Voorbeeld 1
In een vergister gaat fokzeugenmest (code 46, 20%), vleesvarkensdrijfmest (code 50, 30%) en co-producten (code 116, 50%). Wanneer je het digestaat onbehandeld afvoert, zet je op het VDM dus de genoemde mestcodes in de betreffende verhoudingen.
Wanneer je het digestaat scheidt in een dunne fractie en een dikke fractie zet je op het Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (VDM) de volgende mestcodes:
- Voor de dikke fractie: koek na mestscheiding (code 43)
- voor de dunne fractie: gier/filtraat na mestscheiding (code 41)
- voor het co-materiaal: mestcode 116.
Bij onderdeel 4 'Opmerkingen' vul je opmerkingscode 93 in.
Op het Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen gebruik je dan de volgende mestcodes en percentages:
- dunne fractie: code 41, 50% en code 116, 50%
- dikke fractie: code 43, 50% en code 116, 50%
Voor de dunne fractie na mestbewerking geldt een werkingscoëfficiënt van 80%
Voor de dikke fractie na mestbewerking geldt een werkingscoëfficiënt 55% (vaste mest)
Voorbeeld 2
In dit voorbeeld gaat er naast varkensmest ook rundveemest in de vergister. De ingaande stroom is bijvoorbeeld: 15% rundveedrijfmest (code 14), 40% vleesvarkensdrijfmest (code 50) en 45% co-producten (code 116). Als je het digestaat onbehandeld afvoert, noteer je op het VDM dus ook de genoemde mestcodes in de betreffende verhoudingen.
- Wanneer je het digestaat scheidt in een dunne fractie en een dikke fractie zet je op het VDM de volgende mestcodes: voor de dikke fractie: koek na mestscheiding (code 13 en code 43)
- voor de dunne fractie: gier/filtraat na mestscheiding (code 11 en code 41)
- Voor het co-materiaal: mestcode 116.
- Bij onderdeel 4 'Opmerkingen' vul je opmerkingscode 93 in
Op het Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen gebruik je dan de volgende mestcodes en percentages:
- dunne fractie: code 11 ,15 % en code 41, 40% en code 116, 45%
- dikke fractie: code 13, 15% en code 43, 40% en code 116, 45%
Om te berekenen of de gebruikte stikstof binnen de gebruiksnorm stikstof blijft, moet je gebruikmaken van de werkingscoëfficiënt. Hoofdregel: bij een mengsel van verschillende mestsoorten reken je met de hoogste werkingscoëfficiënt van de mestsoort die in het mengsel zit. Je mag de werkingscoëfficiënt ook berekenen naar rato van het aandeel stikstof in de gebruikte mestsoorten. Dit mag alleen als je kunt aantonen wat het afzonderlijke aandeel stikstof in de gebruikte mestsoorten is.
Bij meerdere mestsoorten geldt:
- Producent tevens gebruiker digestaat, volledig op eigen bedrijf:
werkingscoëfficiënt: berekenen aan de hand van N gehalte per mestsoort - Producent, tevens gebruiker digestaat, die tevens digestaat aflevert:
werkingscoëfficiënt: berekenen aan de hand van N gehalte per mestsoort - Afnemer, tevens gebruiker digestaat:
werkingscoëfficiënt: berekenen aan de hand van gewichtsaandeel per mestsoort