“Meer mestexport kan veel problemen oplossen”, schrijven Leo de Boer, directeur van Cumela, en Johan Mostert, voorzitter van de sectie Meststoffendistributie half september. Uit eigen onderzoek blijkt dat dit kan. Cumela wil daarom graag in gesprek met Femke Wiersma, de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).
Kansen om te exporteren
Mostert ziet kansen. “Ambtenaren stelden al aanvullende vragen en binnenkort horen we of een gesprek met de minister doorgaat”, vertelt hij. Dat is te laat om in deze editie van Grondig mee te nemen. De onderzoeksresultaten worden eerst met de minister gedeeld. “Zo kunnen we ze persoonlijk toelichten”, zegt Mostert. Daarna komen ze op Cumela.nl te staan. In dit artikel komt alleen de informatie terug die De Boer en Mostert al naar buiten brachten in de brief aan de minister. Een voorproefje daarvan vind je hiernaast.
Jan Roefs van het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) bevestigt de kansen om de mestexport uit te breiden. “Er is nog veel potentie. Veel regio’s in Europa kampen met een nutriëntentekort en een aantal zelfs met een groot tekort, zoals Zweden, Polen, Letland en Litouwen. Die kunnen we helpen.”
Tachtig procent van de in mesttransport gespecialiseerde intermediairs zegt dat ze de export willen uitbreiden
Leden van Cumela zien die kansen. Een kwart van de in mesttransport gespecialiseerde intermediairs houdt zich al bezig met export op België, Duitsland en Frankrijk en tachtig procent wil dit uitbreiden. Het gaat dan hoofdzakelijk om vaste mest. Van de bedrijven die nog niet exporteren, zegt ook nog eens dertig procent dat te willen gaan doen.
Omvang mestprobleem
De keerzijde blijft de onzekere toekomst van de mestmarkt, want blijft het mestprobleem bestaan? Manon Jansen, secretaris van de sectie Meststoffendistributie bij Cumela, en Johan Mostert bespreken de wisselende verwachtingen. Dat gebeurt in het kantoor van Johan Mostert bij Mostert & van de Weg BV.
Half augustus dreigde door volle mestputten en langdurige regenval een crisis. Dankzij beter weer en twee weken langer de tijd om mest toe te passen, loste dit probleem zich deels op. Hoe het volgend seizoen gaat, hangt sterk af van de weersomstandigheden.
In 2025 verdwijnt veel plaatsingsruimte door de afbouw van de derogatie. “Wij maakten een prognose van wat dit betekent”, zegt Roefs, wijzend naar de kaart van Nederland. “We hadden in Nederland tot en met 2022 nog zes provincies met een nutriëntentekort. Na afbouw van de derogatie in 2026 kan zelfs Flevoland geen mest meer aanvoeren en moet Friesland mest gaan afvoeren”, stelt hij vast.
De Nederlandse politiek doet er alles aan om de derogatie terug te krijgen, want dat is de gemakkelijkste en snelste oplossing. Als gevolg daarvan ziet Roefs weinig aandacht voor andere oplossingen. “Jammer, want wat doen we dan als de derogatie niet of maar deels terugkomt?”, vraagt hij zich af. Het wel of niet krijgen van derogatie en het wel of niet gebruik kunnen maken van renure zullen veel bepalen. “Met de renure-techniek kunnen we in theorie alle mest in Friesland houden en hoeven we niet af te voeren”, zegt Roefs.
Na afbouw van de derogatie in 2026 kan zelfs Flevoland geen mest meer aanvoeren
Daarna hangt het Nationaal Plan Landelijk Gebied (NPLG) nog boven de markt. Wiersma gooide het plan half oktober in de prullenbak. Toch blijft er vanuit andere hoeken druk komen om hiermee door te gaan. Dat het plan van tafel gaat, betekent goed nieuws voor de mestbalans. Aan de andere kant: Nederland moet nog steeds de opgaven en maatregelen voor natuur, stikstof, landbouw, water, bodem en klimaat halen. Hoe dat gaat gebeuren, ligt zonder NPLG weer open.
De markt lost het op
De twijfel over de omvang van het mestprobleem ontstaat bij Jansen en Mostert door de onzekerheid over de andere belangrijke factor: aanbod. “We weten niet hoeveel veehouders gaan stoppen en hoeveel er afgelopen jaar al stopten”, zegt Jansen. “Een deel van de mest die we uit de putten haalden, komt niet meer terug, vult Mostert aan. “Die komt bij veehouders vandaan die stopten. En ja, de komende twee jaar verdwijnt er veel plaatsingsruimte, tenzij de derogatie blijft, maar wat gebeurt er daarna?”
Hij zegt dat de markt zijn werk laten doen de beste manier is om het probleem op te lossen. “En dat gaat pijn doen, want het kan betekenen dat het niet meer interessant is om die laatste koeien aan te houden, maar misschien ook dat het beter is om te stoppen met het hele bedrijf”, aldus Mostert. En er komt een bijmengverplichting voor groen gas aan. “Hoeveel mest blijft er dan voor ons over om te exporteren?”
Roefs ziet geen enkele reden om te twijfelen over voldoende aanbod voor export. “Ik wilde dat we een tekort hadden of krijgen, want dierlijke mest is echt een waardevol product, dat nu wordt behandeld als afval. Helaas zie ik dit niet snel veranderen. Voor 2026 berekenden we zelfs een overschot van ongeveer zeventien miljoen ton onbewerkte koeienmest, 59 miljoen ton stikstof, en daar is de huidige export al van afgetrokken.”
We weten niet hoeveel veehouders gaan stoppen en hoeveel er afgelopen jaar al stopten
Op 22 november hield het NCM zijn jaarlijkse webinar en kijkt het naar de mestbalans. Dan gaat Roefs dieper in op de effecten van de aangekondigde maatregelen die Wiersma neemt. Hij licht vast een puntje van de sluier op: er gaan waarschijnlijk veehouders stoppen, alleen niet degenen van wie je dat wilt om het doel van minder stikstofuitstoot te halen.
Export opzetten
Door alle ontwikkelingen kan mestexport een kans zijn om de druk op de mestmarkt te verlichten. Zo voorkomt de minister van LVVN dat de prijzen voor de afzet van mest door het plafond gaan, iets wat negatief is voor de hele agrarische sector. Voor mestexporteurs geeft de inzet op meer export kansen, mits ze het goed doen. Mostert zelf kan daarover meepraten. “Ha, daar is weer een vergunning, deze keer voor export naar Noord-Frankrijk”, zegt hij. Het bedrijf van Mostert kon dankzij de omvang iemand aannemen die zich bezighoudt met het verkrijgen van de nodige vergunningen. “Veel van onze leden zijn kleiner en hebben deze luxe niet” stelt Jansen vast.
Loopt de export eenmaal, dan zijn er volop kansen. “En daar is weer een vergunning, deze keer voor Duitsland”, zegt Mostert, daarmee bewijzend hoe waar de bewering van Jansen is. Is het voor elke intermediair weggelegd? Mostert zegt van wel, maar Roefs is daar kritischer over. “Het moet wel bij je passen. Kijk je naar wat een intermediair doet, dan is hij of zij vooral een logistieke planner. Hij brengt een product van A naar B. De hoofdfocus ligt bij de logistieke puzzel. Wil je gaan exporteren, dan wordt de klant belangrijker. Die heeft eisen waar je aan moet gaan voldoen. Ik weet bijvoorbeeld dat heel veel akkerbouwers buiten Nederland veel strenge eisen onder GlobalGAP stellen. Dat vraagt een andere aanpak en kennis van een intermediair dan de logistieke puzzel.”
In praktische zin schat Roefs in dat een intermediair vijf jaar nodig heeft om te starten met export. “Dat komt bijvoorbeeld omdat je in het voorjaar mest brengt en dan moet wachten tot het najaar op de resultaten. Het kost tijd om zoiets op te bouwen. Krijg je dan ook nog te maken met weersextremen als droogte of extreme regenval, zoals dit jaar, dan kost het nog meer tijd”, aldus Roefs. Het is een investering die tijd, energie en geld vraagt voordat die winstgevend wordt.
Aanbevelingen
Wat dan kan helpen, zijn een aantal zaken en twee daarvan onthult Cumela vast: exportmissies met een soort dierlijke-mestgezant en een centrale plaats waar alle informatie wordt gebundeld. “Het is van cruciaal belang dat alle relevante informatie over mestexport op één centrale en toegankelijke website wordt samengebracht om bedrijven beter te ondersteunen”, schrijft Cumela in de brief aan minister Wiersma. Iets waar Roefs positief op reageert en waar het NCM graag aan meewerkt. “Als we daarmee de drempel weg kunnen nemen, doen we dat”, zegt hij. Hier gaat het om bestaande afzetgebieden en kansen om de bestaande afzet uit te breiden.
Dierlijke mest is echt een waardevol product
De gezant is aanvullend daarop. “Die kan een belangrijke bijdrage leveren door de belangen van onze sector te vertegenwoordigen, strategische contacten te leggen en specifieke marktkansen te identificeren”, zegt Roefs. Een beetje naar voorbeeld van de handelsmissies vanuit de overheid die bijvoorbeeld de zuivelsector en de kalversector al veel waardevolle contacten opleverden.
“Dit zijn maar twee korte samenvattingen van de aanbevelingen die we samen met de leden opstelden”, zegt Jansen. Na het succes in de Europese meststoffen laat ze graag zien welke mogelijkheden en kansen er liggen bij dierlijke mest. “We hebben goud in handen”, zegt Mostert. Die ziet dat de eerste pluimveehouders geld toe krijgen van korrelaars. “Zoveel vraag is er. Een voorbode voor de rest van de markt?”