Openingsbeeld

Geen laadinfrastructuur, geen emissievrije bouwplaats

Datum: 14 november 2022
Laatst bijgewerkt: 22 november 2022
Door: Herma van den Pol
De laadinfrastructuur bepaalt of de emissievrije bouwplaats een succes wordt. Het is zelfs nog belangrijker dan het materieel. Dit concluderen de ondernemers die de laatste jaren veel ervaring opdeden met elektrisch materieel. Vooral voor werken in bebouwd gebied zien ze heel goede kansen, maar voor de bouwplaats in niemandsland is het een heel ander verhaal. Creativiteit is hier nog hard nodig.

Er bestaat een kans dat er vanaf 2035 alleen nog elektrisch materieel op een bouwplaats mag komen. Het gaat dan om middelzwaar (56-130 kW/76-177 pk) en zwaar materieel (130-560 kW/177-762 pk). Bij materieel tot 56 kW (76 pk) is het voorstel om dit al vanaf 2028-2030 door te voeren. Dit blijkt uit een eerste concept-ingroeipad van het programma Schoon en Emissieloos bouwen, een samenwerking tussen de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken en Klimaat. Zo’n ingroeipad geeft aan wanneer welk materieel aan bepaalde emissienormen hoort te voldoen en uiteindelijk helemaal emissieloos moet zijn. Praten we over emissieloos, dan gaat het nu nog alleen over elektrisch. Lees het complete verhaal hierover in het artikel Doodlopende ingroeipaden dreigen.

Voor het laden op locatie geldt voor alle methodes tien procent verlies, omdat je van wisselspanning naar gelijkspanning gaat

Op de bouwplaats

Waar hebben we het dan over? André de Swart, adviseur bedrijfskundige zaken, verdiepte zich hier voor Cumela Advies in en neemt ons mee de bouwplaats op. “Nou, bijvoorbeeld over een mobiele kraan die 40 kilowattuur gebruikt”, zegt hij. De energiebehoefte kan in de praktijk dan weer variëren tussen de 200 en 300 kilowatt per dag, weet Jordi Veldhuizen, van J. Veldhuizen BV uit ervaring. “Moeten we een straat opbreken en graven, dan heeft de kraan meer stroom nodig”, zegt hij. Veldhuizen werkt met een zestientons Doosan DX165W Electric. “Dat houdt in dat we dan twee tot drie accu’s nodig hebben en een knijperauto om de accu’s te wisselen.”

Naast de kraan rijdt er vaak een shovel rond. Ook die heeft veel energie nodig wanneer hij de hele dag druk is. Bij Veldhuizen weten ze dat op te vangen met een snellader. Wanneer de machinist dan een broodje eet, koppelt hij de machine aan de snellader en kan hij tot de volgende pauze weer doorwerken. Als de werkdag klaar is, gaat de shovel weer aan de snellader. Dan wordt hij in een uur tijd helemaal opgeladen. Dat gebeurt bij een omgebouwde container. Hierin staat de snellader en bevindt zich een grote verdeelkast. Dit laadstation is het hart van de bouwplaats. Bij Avitec doen ze het weer anders en hebben ze twee shovels die ze proberen lokaal te laden. Wanneer dat niet kan, moet de shovel toch op de dieplader mee terug naar de opslag.

De praktijk leert dat creativiteit helpt om medewerkers aan het werk te houden. “Wij hebben twee verschillende merken shovels, een Giant en een Knikmops 130E”, licht Veldhuizen toe. “Bij de Knikmops is de dieselmotor vervangen door een elektromotor en dat maakt dat de batterij sneller leeg gaat als je er meer afstanden mee rijdt. De Giant heeft daarentegen een rijmotor en een tweede elektromotor. Hierdoor verbruikt hij minder stroom tijdens het rijden. Die gebruiken wij daarom om bijvoorbeeld stenen te halen”, vertelt hij. Het is goed kijken wat past bij de machine. De rode draad blijft echter dat het merendeel van het materieel pas ’s avonds wordt opgeladen. De piekbelasting zit echt in de periode tussen ongeveer zes uur ’s avonds en zes uur ‘s ochtends.

Op een bouwplaats in bebouwd gebied is vaak geen trekker met kipper aanwezig, maar die zie je wel vaak op bouwplaatsen in het buitengebied. Die wordt nu voor het gemak vervangen door een vrachtwagen die op het bedrijf kan worden geladen en speelt hierdoor geen rol meer in de uitstootvrije bouwplaats. In de praktijk is dat iets wat nu pas op gang begint te komen. Dat komt vooral doordat bedrijven moesten wachten op de beschikbaarheid van elektrische vrachtwagens.

Hoeveel energie

Nu een berekening om een beetje gevoel te krijgen bij de stroombehoefte. In dit scenario gaat het om straatwerk en onderhoud aan de infrastructuur. Gemiddeld zijn er dan een twintigtons kraan nodig, twee mini-shovels en drie drietons mini-graafmachines. De twintigtons kraan beschikt over verwisselbare accu’s. Dat levert een geschatte stroombehoefte op van 470 kW. “Voor het laden op locatie geldt voor alle methodes tien procent verlies, omdat je van wisselspanning naar gelijkspanning gaat”, zegt De Swart. Daar rekening mee houdend komt de stroombehoefte van deze bouwplaats uit op ongeveer 517 kW. “Dat is dan de stroomvraag als alles tegelijk moet worden opgeladen. Daarbij is geen rekening gehouden met de vraag of het kan. Een zware machine opladen betekent immers vaak dat je even moet wachten met ander materieel”, aldus De Swart. Reken je dit door naar het aantal werkdagen, dan vraagt één bouwplaats op jaarbasis 93.060 kW. “En eigenlijk is de feitelijke behoefte groter, omdat de vraag van al het kleine elektrische gereedschap nu nog ontbreekt.”

Op een bouwplaats in het buitengebied staat doorgaans zwaarder materieel. Hoewel ook in het zwaardere segment steeds meer elektrisch materieel beschikbaar komt, is een geheel elektrische bouwplaats met zwaar materieel nu nog niet mogelijk. Om die reden is het lastig hier een stroomkaartje aan te hangen.

Maximaal rendement

Alles bij elkaar vraagt een elektrische bouwplaats best wat stroom en het pakt slecht uit voor de cumelasector als die stroom er niet is. Zonder stroom staat na een aantal uren immers alles stil en kunnen medewerkers niet verder met hun werk. Nu staat er vaak nog wel ergens een diesel die ze dan kunnen gebruiken, maar in de toekomst is dat niet meer mogelijk.

Zonder stroom staat na een aantal uren alles stil en kunnen medewerkers niet verder met hun werk

Veldhuizen zegt op basis van de ervaringen die hij sinds 2019 opdeed dat op de emissievrije bouwplaats de laadinfrastructuur nog belangrijker is dan het materieel. Een overtuiging die andere ondernemers met hem delen. Zo geeft Avitec aan dat elektriciteit in bebouwd gebied een goede oplossing is, maar dat het bedrijf in het buitengebied en in de natuur meer ziet in waterstof. Ook anderen spreken hun twijfels uit over elektriciteit in minder toegankelijke gebieden, want energie in de vorm van transportbewegingen verbruiken om elektriciteit naar de kraan te brengen, vinden ze absoluut niet duurzaam.

“Juist daarom vragen wij als Cumela om een passend elektriciteitsnetwerk”, zegt Nico Willemsen, beleidsmedewerker grondverzet en cultuurtechniek bij Cumela. Hij ziet dit zelfs als een van de kritische randvoorwaarden, waarvan eerst duidelijk moet zijn wanneer dat er kan zijn voordat er datums aan ingroeipaden kunnen worden verbonden. “Er zijn grote bedragen gemoeid met de aanschaf van materieel en die moeten onze ondernemers kunnen terugverdienen. Dat kan pas wanneer ze het materieel maximaal kunnen benutten en de beschikking hebben over bouwstroom.”

Er zijn grote bedragen gemoeid met de aanschaf van materieel en die moeten onze ondernemers kunnen terugverdienen

Waar het elektriciteitsnetwerk het nu al toelaat om bouwstroom aan te leggen, duikt een andere hindernis op. Het is namelijk de opdrachtgever die bouwstroom moet regelen en die heeft vaak geen idee waar die bouwstroom aan moet voldoen en hoe hij het moet aanpakken. “Het kost drie tot vier maanden voor bijvoorbeeld een Stedin tijd heeft om bouwstroom te installeren. Die tijd hebben wij niet nadat we een werk hebben aangenomen”, zegt Veldhuizen. “Tegelijkertijd zien we dat opdrachtgevers niet goed weten wat ze moeten regelen en nog veel informatie van ons nodig hebben om het te kunnen oppakken”, stelt hij vast. En dat is weer lastig omdat een werk dan nog niet is aanbesteed, wat inhoudt dat naast het realiseren van een groot netwerk het ook nodig is om meer kennis te delen over de emissieloze bouwplaats. “Een taak voor Cumela”, zo signaleert Veldhuizen.

Cumela blijft zich inzetten om overheid en opdrachtgevers bewust te maken van de meerkosten

Opdrachtgever betaalt mee

De inzet van Cumela is helder, maar tot het zover is, werkt de sector hard aan alternatieve stroombronnen of wordt er toch een dieplader voorgereden die dagelijks het materieel heen en weer brengt. Wat voorbijkomt, zijn dan laadpalen, oude aansluitingen en powerbanks. Die powerbanks worden dan wel met zonnepanelen - en een eerste zelfs met een brandstofcel op waterstof, vrijgemaakt uit mierenzuur - opgeladen of gaan ook mee terug naar de zaak om daar te worden opgeladen. Het werkt allemaal en zolang je het goed in je calculaties meeneemt, zien ondernemers geen bezwaren vanuit opdrachtgevers om het te vergoeden.

Welke methode er wordt gekozen, hangt een beetje af van wat er beschikbaar is en waar de locatie zich bevindt. Er blijkt echter nog een derde motivatie te zijn om voor een bepaalde methode te kiezen en dat zijn de medewerkers. Het werken met elektriciteit bevalt goed zolang ze met minimale inspanning kunnen beschikken over een volle accu. Moeten ze veel moeite gaan doen om aan een volle accu te komen, dan is de aardigheid er snel van af.

Het is typerend voor de medewerker in de cumelasector. Die heeft hart voor de zaak en wil graag efficiënt werken. Bij Avitec losten ze dat op door iemand verantwoordelijk te maken voor het vol houden van de accu’s. Bij Veldhuizen bouwden ze busjes en een container om met het doel de mannen op het werk van stroom te kunnen voorzien. “En we maakten een beveiliging die een bericht stuurt wanneer de stroom uitvalt, zodat ik altijd zeker weet dat alles wordt opgeladen en je nooit met een lege accu staat. Ook installeerden we snelladers, zodat de jongens in korte tijd hun materieel kunnen opladen”, licht Veldhuizen toe.

En buiten de stad?

De bebouwde kom heeft zijn uitdagingen, maar daarbuiten zijn het er nog meer. Juist dan is het nog belangrijker om altijd een reservevoorziening achter de hand te hebben. “Wij hebben hier een beetje ervaring mee opgedaan met ons werk bij een N-weg”, zegt Veldhuizen. “Wat je dan doet, is een rondje rijden en kijken wat er in de omgeving is waar je stroom kunt ‘kopen’.”

“Is een emissieloze bouwplaats mogelijk? Ja. Kunnen we die van stroom voorzien? Met behulp van stroomleveranciers kan dat. Kunnen we dat met alle bouwplaatsen doen?”, vraagt Willemsen zich hardop af. “En dat in combinatie met al het werk in de natuurgebieden? Daar is het steeds vaker geen vraag meer, maar een eis om werkzaamheden emissieloos te verrichten. Wat ik wel zeker weet, is dat we de creativiteit en ondernemingskracht van de sector de komende tijd hard nodig zullen hebben. Cumela blijft zich inzetten om overheid en opdrachtgevers bewust te maken van de meerkosten, want als het loont en werkt, gaan onze ondernemers het doen”, aldus Willemsen. Eén lichtpuntje: sinds de introductie van de elektrische bouwplaats is de samenwerking tussen opdrachtgever en aannemer een stuk beter geworden, zo concluderen Veldhuizen en Avitec.