kenteken

Aanrijdingen met werkmaterieel: links afslaand en inhalend verkeer

Datum: 1 juli 2020
Laatst bijgewerkt: 13 juli 2020
Door: Herman Arissen
Regelmatig hebben bestuurders van werkmaterieel te maken met aanrijdingen. Vaak zijn die het gevolg van het verschil in het soort voertuig en de snelheid. In een aantal artikelen gaan we in op de regels, de oorzaken en de beste handelwijze. Dit keer de regels bij aanrijdingen tussen afslaand en inhalend verkeer.

Het overkomt iedereen af en toe. Je staat op het punt om een inrit in te rijden als er toch nog een overhaaste automobilist voorbij komt stuiven. Mag dat zomaar of overtreedt hij daarmee de regels? Het antwoord op deze vraag is minder simpel dan het lijkt. Afslaand verkeer is altijd verplicht voorrang te verlenen aan inhalend verkeer dat zich naast dan wel direct achter dat afslaande verkeer bevindt. Dat betekent dat de bestuurder bekijkt welk verkeer zich achter hem bevindt en signaleert wanneer een inhaalmanoeuvre wordt ingezet. De bestuurder moet vlak voor het afslaan in de spiegels kijken en met name de ‘dode hoek’ controleren.

Inhaalverboden
Een verbod op inhalen kan worden aangegeven door tekens op de weg (doorgetrokken streep, verdrijvingsvlak) of door borden langs de weg. Voorheen was het verboden om op bepaalde plaatsen, zoals op een kruising, in te halen. Een dergelijk verbod is niet langer van kracht. Het is echter wel verboden om zodanig in te halen dat het overige verkeer wordt gehinderd of in gevaar kan worden gebracht. Het hangt van de specifieke omstandigheden af of hiervan sprake is. Onder bepaalde omstandigheden mag niet links worden ingehaald, namelijk als de afslaande partij tijdig richting aangeeft, snelheid mindert en zoveel mogelijk naar links voorsorteert. In dat geval dient de ander rechts in te halen of, als dat niet mogelijk is, in het geheel niet in te halen. In alle gevallen blijft de voorrangsverplichting van het afslaande verkeer gelden. Op een verboden of gevaarlijke wijze inhalen kan echter leiden tot eigen schuld van de inhalende partij. Soms is die eigen schuld zodanig, dat de inhalende partij volledig aansprakelijk is. Zo’n situatie zal ik bij de praktijkvoorbeelden (zie kader) behandelen.

Voorspelbaar gedragen
Zoals aangegeven dient de afslaande bestuurder zich voorspelbaar te gedragen en moet hij het andere verkeer zoveel mogelijk voorbereiden op zijn manoeuvre. De inhalende partij moet het rijgedrag van de ander en de situatie ter plaatse zodanig kunnen overzien en beoordelen, dat hij op een correcte en veilige wijze kan inhalen. Hij moet daarnaast (tijdig) zichtbaar zijn voor de ander en

door richting aan te geven duidelijk maken dat hij wil gaan inhalen. De situatie ter plaatse speelt een belangrijke rol. Hoe breed is de weg en welke verkeerstekens staan er op de weg? Zijn er inhaalverboden van kracht? Is er een zijweg of een inrit, waardoor de inhalende partij kan verwachten dat de ander zal afslaan? Hoe overzichtelijk is de weg? Hoe loopt de weg en welke bochten zijn er? Welke zaken op en langs de weg, zoals bomen en beplanting, beperken het zicht voor de bestuurders?

Het zicht voor de bestuurders kan ook worden beperkt door ander verkeer. Soms haalt een voertuig uit een rij auto’s achter het werkmaterieel in. De bestuurder hiervan heeft dan geen of slechts beperkt zicht op de voertuigen voor hem en kan niet zien of er richting wordt aangegeven. De bestuurder van het werkmaterieel ziet niet dat de ander richting aangeeft om in te halen en ziet pas later dat hij wordt ingehaald. Dit werkt in het nadeel van de inhalende partij.

Snelheid
De maximaal toegestane snelheid overschrijden voor en tijdens het inhalen betekent enerzijds dat de afslaande partij de situatie lastiger kan beoordelen en minder reactie tijd heeft en anderzijds dat de inhalende partij pas later tot stilstand kan komen om een aanrijding te voorkomen. Indien de afslaande partij onvoldoende snelheid mindert, maakt dit de situatie voor het achterop komende verkeer lastiger te beoordelen en is een afslaande manoeuvre minder of niet te verwachten. 

Feiten vaststellen
Om te bepalen wie er schuldig is en in welke mate, dienen de feiten vastgesteld te worden. Uitgangspunt vormt daarbij het door beide bestuurders ondertekende schadeaangifteformulier of de feiten waarover de beide bestuurders het achteraf eens zijn. Daarnaast heeft de schriftelijke verklaring van een of meerdere ooggetuigen een grote bewijskracht. Met behulp van foto’s en eventueel een politierapport kan de situatie ter plaatse in beeld worden gebracht. Indien de feiten niet kunnen worden vastgesteld, zal dat in het nadeel van een van beide partijen werken. Vaak is dat diegene die een schadevergoeding eist en daarom de door hem gestelde feiten moet bewijzen. Aangezien het werkmaterieel meestal geen of weinig schade heeft, is dit een voordeel. De kans op letselschade bij de tegenpartij is groter en dat werkt in het nadeel.

Vaker aanrijdingen met werkmaterieel
Sowieso komen in het verkeer regelmatig aanrijdingen voor tussen afslaand en inhalend verkeer. Veel mensen hebben onvoldoende kennis van en inzicht in de omvang, de werking en de snelheid van werkmaterieel. Het zicht vanuit werkmaterieel is anders en soms minder. Afslaan met werkmaterieel (al dan niet met een aanhanger) duurt bovendien langer en dat maakt de kans op

een aanrijding groter. De lage snelheid roept bij sommige bestuurders ongeduld en irritatie op en dat leidt met name op 80-kilometerwegen nog wel eens tot ondoordachte en zelfs gevaarlijke inhaalmanoeuvres. Soms treden schrikreacties op bij andere verkeersdeelnemers. Feitelijk geldt bij inhalen altijd ‘bij twijfel niet doen’, maar helaas werkt het in de praktijk anders.

Praktijkvoorbeeld 1: auto tegen dumper
Een trekker met dumper geeft richting aan en slaat links af, om direct na de bocht weer links af te slaan, een inrit in. Een automobiliste die achter de trekker rijdt, haalt na het afslaan over de linkerweghelft in. De auto rijdt daarbij tegen het linkerachterwiel van de dumper.

De automobiliste had redenen te over om niet in te halen. De bestuurder van de trekker hield zijn knipperlicht naar links aan, reed met zeer lage snelheid en er was (weer) een weg naar links. De automobiliste verklaarde achteraf dit allemaal gezien te hebben, maar blijkbaar was zij te ongeduldig om te wachten met inhalen tot dit op een veilige wijze kon gebeuren. Op basis hiervan is de schade aan de auto in het geheel niet vergoed.

Praktijkvoorbeeld 2: auto onder mestwagen
Een trekker met mestwagen slaat links af, een inrit in. Een inhalende auto schuift vervolgens onder het chassis van de mestwagen. De bestuurder van de personenauto stapt gelukkig ongedeerd uit en daarover mag hij niet klagen.

Uit de verklaringen van de automobilist blijkt duidelijk dat de automobilist zich heeft geconcentreerd op het vooruitkijken om te zien of hij kon gaan inhalen en minder of niet op het (correcte) rijgedrag van de trekkerbestuurder en de situatie ter plaatse (de smalle weg en de aanwezigheid van een inrit). Daarentegen blijkt uit de verklaring van de trekker bestuurder dat hij voordat hij afsloeg niet in zijn spiegels naar achteren heeft gekeken, terwijl hij wel wist dat een auto achter hem reed en hij vrij zicht had op deze auto. Bovendien bleek dat de automobilist zijn inhaalmanoeuvre had ingezet voordat de trekker afsloeg. Op basis hiervan is veertig procent van de schade van de automobilist vergoed.

Praktijkvoorbeeld 3: auto tegen trekker
Een bestuurder van een trekker met aanhangwagen wil links afslaan en geeft daartoe richting aan en sorteert voor. Hij rijdt met lage snelheid. Een automobilist nadert met te hoge snelheid en wordt door het afslaan van de trekker gedwongen naar links uit te wijken, waardoor er een aanrijding ontstaat.

In dit geval bestond er geen voorrangsverplichting, maar heeft de automobilist onvoldoende afstand gehouden om zijn voertuig tijdig tot stilstand te kunnen brengen. Alhoewel de automobilist aangaf zich schuldig te voelen, wenste diens verzekeraar de schade toch te verhalen. Dit verhaal strandde op de tegenstrijdige lezingen van beide bestuurders, waarbij de verzekeraar van de tegenpartij niet over het vereiste bewijsmateriaal beschikte. Er waren geen getuigen en de politie is evenmin ter plaatse geweest. Schade derhalve niet vergoed.

Tips om aanrijdingen te voorkomen
Bovenstaande praktijkvoorbeelden laten zien dat je als afslaand verkeer niet altijd (geheel) schuldig bent aan het ontstaan van een aanrijding met inhalend verkeer, zoals wel eens wordt gedacht. Daarvoor is wel vereist dat je je houdt aan de verkeersregels en je je voorspelbaar en veilig gedraagt:

  1. Hou het verkeer achter je goed in het oog, kijk wat er gebeurt en controleer met name vlak voor het afslaan nogmaals de weg achter en naast je, met name de ‘dode hoek’.
  2. Hou rekening met onverwachte en zelfs gevaarlijke (inhaal)manoeuvres van het verkeer achter je.
  3. Denk eraan dat je werkmaterieel voor de overige verkeersdeelnemers afwijkend, groot en in zekere zin onvoorspelbaar is.
  4. In geval van twijfel niet afslaan! Overzie je de weg achter je niet of niet voldoende, sla dan niet af. Ben je een auto die eerst achter je zat uit het oog verloren, sla dan niet af. Vraag je je af of de automobilist achter je wel of niet zal gaan inhalen, sla dan niet af.
  5. Denk eraan dat je voorrangsplichtig bent en blijft.