Waar april en mei normaal tot de droogste maanden behoren, regende het nu bijna dag na dag
Op een perceel langs een natuurgebied Zwartven in Hoge Mierde stroomt het water door een mooi beekje. Althans zo lijkt het, maar met vochtige ogen vertelt Johan van Raak dat dit geen natuurproject is, maar een noodsloot die half mei is gegraven om het overtollige water uit het natuurgebied af te voeren. “Dit water stroomt nu al meer dan een week”, vertelt hij. Voor Van Raak tekent dit het drama dat zich dit voorjaar voltrekt. Op dit perceel hadden al lang de wortelen moeten groeien voor de conserventeelt. Wortelen die er niet meer komen, want de fabriek krijgt ze niet meer in de strakke planning die er is om straks volcontinu de potjes en blikjes te vullen.
Lijn Den Helder-Enschede
Het is illustratief voor de schade die het extreem natte voorjaar oplevert voor de agrarische loonwerkers. Vooral ten zuiden van de lijn Den Helder-Enschede is er enorm veel regen gevallen. Waar april en mei normaal tot de droogste maanden behoren, regende het nu bijna dag na dag, met een paar kleine uitzonderingen, bijvoorbeeld in de week van Hemelvaart. Het was de week dat er massaal werd ingekuild op de percelen die enigszins begaanbaar waren. “Er is toen enorm veel werk verzet en het laat zien wat ze onze sector aan kan”, constateert Cumela-directeur Leo de Boer. Hoewel hij nog maar enige maanden in dienst is, krijgt hij namelijk dagelijks het wel en wee van de sector mee. Het was voor hem ook reden om eind mei alarm te slaan over de problemen waar de sector als gevolg van de nattigheid mee te maken kreeg. “Toen werd voor iedereen duidelijk dat we de achterstand die we in april en mei hebben opgelopen niet meer kunnen inhalen.”
Mei drukste maand
Terwijl mei bij de agrarische loonbedrijven normaal de drukste maand van het jaar is, was het nu vooral wachten op droog weer. In die spaarzame droge momenten zijn de eerste bieten gezaaid, zijn er aardappels gepoot en is er maïs gezaaid. Dat gebeurde maar sporadisch, want eind mei moest in het zuiden nog ongeveer zestig procent van de maïs worden gezaaid en een groot deel van de aardappelen worden gepoot. Inmiddels zal daar wel een inhaalslag zijn gemaakt nu het vanaf 1 juni eindelijk droger is geworden. Toch weten de loonwerkers die we bezochten voor onze impressie vanuit het land (zie volgende pagina’s) zeker dat er veel werk niet meer zal gebeuren. Voor het zaaien van bieten of het poten van aardappelen is het namelijk vaak al te laat. Daarnaast zijn veel percelen waar dat wel is gebeurd verzopen. Aardappels rotten in de ruggen en bieten staan te kwarren. Nog veel beroerder is het in de groente- en conserventeelt. Daar zijn de fabrieken inmiddels contracten aan het inkrimpen, omdat het seizoen gewoon later start nu er in de belangrijke tuinbouwgebieden niet kon worden gezaaid.
Eind mei werd duidelijk dat we de achterstand die we in april en mei hebben opgelopen niet meer kunnen inhalen
Dat maakt dat er ook door loonbedrijven forse schade wordt geleden door het natte najaar. Een inschatting van het totale omzetverlies is moeilijk te maken, omdat dit sterk afhankelijk is van het type bedrijf of het gebied waar de klanten zijn gevestigd, maar dat loopt in de tientallen miljoenen, weet beleidsmedewerker agrarisch loonwerk Maurice Steinbusch. “Als we een inschatting maken voor de bedrijven in het getroffen gebied, dan komen we bij een omzetverlies van vijf tot acht procent al op vijfentachtig miljoen euro. Dat is dan nog zonder de omzet die bedrijven elders mislopen.”
Tienduizenden euro’s verlies
Steinbusch beseft dat dit in eerste instantie tot het ondernemersrisico behoort, maar vraagt toch aandacht voor de effecten die dit kan hebben op individuele bedrijven. “Ik krijg regelmatig telefoontjes van bedrijven die midden in de nattigheid zitten en daar gaat het dan om tienduizenden euro’s. Die hebben best vrees voor de toekomst, omdat ze ook nog veel werk later in het seizoen zien wegvallen. Je zult net hebben geïnvesteerd in twee aardappelrooiers en nu nog 200 hectare moeten poten. Dan snap ik dat je je grote zorgen maakt. Daarom kijken we ook naar mogelijkheden om die bedrijven bij te staan.”
De loonwerkers die we bezochten voor onze impressie vanuit het land weten zeker dat er veel werk niet meer zal gebeuren
Naast de grote schade in het agrarische loonwerk zit ook de mestsector met een enorm probleem: loonwerkers die omzet kwijt raken omdat (een deel van) hun werkgebied is aangewezen als met nutriënten verontreinigd gebied. Daardoor kunnen zij nu veel minder mest uitrijden dan in het verleden. Voor de bedrijven die niet zelf aan transport doen een extra verlies aan omzet. Veel groter is echter het probleem van het verlies aan afzet naar de akkerbouw dit voorjaar. Akkerbouwers zien af van dierlijke mest om niet nog meer groeidagen te verliezen. Voor de benodigde hoeveelheid stikstof en fosfaat kiezen ze dan voor kunstmest in plaats van dierlijke mest, constateert Johan Mostert als voorzitter van de sectie Meststoffendistributie. “Die ruimte zijn we straks kwijt, waardoor er nog minder mest op de Nederlands grond wordt uitgereden”, stelt hij vast. Het gevolg zijn volle mestputten en een grote druk op de markt, met hoge prijzen voor veehouders die mest moeten afvoeren. Het betekent dat de intermediairs grote financiële risico’s lopen, omdat ze grote rekeningen naar veehouders moeten sturen. “Wij adviseren daarom om een strak debiteurenbeheer te voeren om niet nog meer risico’s te lopen.”
Liquiditeitsproblemen
Binnen Cumela zijn er grote zorgen over de veerkracht van de agrarische loonwerkers. “Vooral de liquiditeit kan een probleem zijn nu het werk al het hele voorjaar grotendeels stil ligt, zeker omdat de bedrijven een deel van die omzet niet meer gaan inhalen”, weet Steinbusch. “Daarom werken we nu aan een voorstel om daar ook fiscale regelingen voor te creëren, zodat bedrijven daarvoor een reservering kunnen doen.”
Vooral de liquiditeit van bedrijven kan een probleem zijn nu het werk al het hele voorjaar grotendeels stil ligt
Een tweede belangrijk punt is voor hem dat we nu echt afgaan van de kalenderlandbouw. “Nu al weet je namelijk zeker dat veel gewassen op 1 oktober nog niet oogstrijp zijn. Daarom vragen we de overheid ook om daar nu al duidelijkheid over te geven, zodat we in elk geval kunnen redden wat er nog te redden valt. Niet alleen als ondernemer, maar ook om te zorgen dat we een maximale oogst van de velden halen. Dat zal namelijk nodig zijn om straks voldoende veevoer te hebben, maar ook - nog belangrijker - voldoende betaalbaar voedsel.”
Klik op de afbeelding om te vergroten