Wiersma komt hiermee de belofte na uit het commissiedebat “Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf”.
Commissie adviseert
Dit besluit volgt op het advies van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Die gaf aan dat vooral de tijd tussen bemesten en zaaien belangrijk is. Hoe sneller dit na elkaar gebeurt, hoe kleiner de kans op uit- en afspoeling. Of het dit jaar lukt om de maïs vroeg in te zaaien valt nog niet te zeggen.
Een andere overweging die het CDM de minister meegaf was zorg voor de bodem. Vroeger uitrijden vergroot de kans op bodemverdichting. Iets wat de bodem gevoelig maakt voor droogte of nattigheid en de inzaai van vanggewassen lastig maakt.
Nog een derde reden voor het CDM om vroeger uitrijden af te raden was de vorming van gassen. "Onder gemiddeld weersomstandigheden neemt het risico op ammoniakemissie af, maar het risico op lachgasemissie neemt toe." Alles samen was voor Wiersma voldoende reden om vroeger uitrijden niet toe te staan.
Voor welk gewas?
De uitrijddatum van 16 maart voor drijfmest op bouwland geldt in de praktijk
vooral voor het gewas maïs (snijmaïs, Corn Cob Mix en korrelmaïs). Voor bijna alle andere akkerbouwgewassen, de vroege gewassen, en grasland mag je al mest aanwenden.