Dus niet wat wij zo vaak zien dat een reguliere trekker / machine (< 2.60 breed) met het gele zwaailicht aan rijdt. Bij de werkzaamheden of omstandigheden voert een voertuig, indien de kans bestaat dat het voertuig niet tijdig door andere weggebruikers wordt opgemerkt, geel zwaai-, flits- of knipperlichtwerkzaamheden ten behoeve van wegen, werken of inrichtingen op, aan, in of boven wegen zoals maaiwerkzaamheden, gladheidbestrijding of sneeuwruimen. Het zwaai- licht moet zo gemonteerd zijn dat medeweggebruikers het vanaf een afstand van 20 meter van alle kanten goed kunnen zien.
Hoe zit het dan bij werkzaamheden langs de weg? Hier zijn de CROW richtlijnen 96a en b van toepassing. Voor het werken op autosnelwegen is de CROW 96a van toepassing en deze schrijft voor dat het gele zwaailicht in de berm, bij het stilstaan op de rijbaan, of bij toepassing in een rijdende afzetting in de nacht, NIET gebruikt mag worden. Alleen tijdens het oprijden of verlaten van de vluchtstrook of het in- of uitrijden van het werkvak moet het zwaailicht gebruikt worden. Tijdens de werkzaamheden moet het zwaailicht gedoofd zijn en wordt gebruik gemaakt van een actieraam met alternerende verlichting.
Tekst: Peter Bredius, Stigas