mais raaigras

Vragen over bewijslast vanggewas na maïs

Datum: 18 september 2019
Laatst bijgewerkt: 18 maart 2020
Door: Herma van den Pol
Kom met duidelijkheid over de bewijslast rondom de onderzaai in maïs. Die vraag stelde Cumela onlangs aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Op korte termijn rekenen Maurice Steinbusch en Hans Verkerk, beleidsmedewerkers agrarisch loonwerk en meststoffendistributie bij Cumela op een antwoord op die vraag.

Een deel van de  veehouders koos ervoor om gebruik te maken van onderzaai in maïs. Eén van de mogelijkheden om aan de eis van het telen van een vanggewas op zand- lössgrond na de teelt van maïs te voldoen. De andere optie is ervoor zorgen dat er op 1 oktober een groenbemester geteeld wordt. Die onderzaai is echter op veel plaatsen vanwege de droogte niet opgekomen, weer afgestorven of door de droge grond tijdens de oogst weer vernietigd. Of de velden alsnog groen kleuren wanneer de maïs geoogst is of er weer wat regen komt kan nu nog niet gezegd worden.

De vraag die dit alles oplevert is: hoe bewijst de veehouder en of de loonwerker dat er voldaan is aan de eis voor het telen van een vanggewas? Hoewel het eerst voldoende leek om alleen te kunnen bewijzen dat er zaad is aangekocht en gezaaid, is daar toch nog verwarring over ontstaan. Daarom hebben Steinbusch en Verkerk daar vragen over gesteld en roepen ze het ministerie van LNV op om met duidelijkheid hierover te komen. “Die verwachten we op korte termijn”, zegt Verkerk. Reeds eerder heeft Cumela het ministerie er op gewezen dat er duidelijkheid moet komen als een teelt van vanggewas niet slaagt door oorzaken zoals bijvoorbeeld droogte en kapot rijden tijdens de oogst.

Meer informatie
Zijn er vragen of onduidelijkheden zijn over de inzaai van een vanggewas? Stel ze aan de CUMELA-Ondernemerslijn via 033-247 49 99 of via [email protected].