Laden zeef

Salderingsregeling bureaucratisch gedrocht

Datum: 13 december 2019
Laatst bijgewerkt: 14 februari 2020
De nieuwe beleidsregels voor saldering in de spoedwet stikstof leiden tot een bureaucratisch gedrocht. Dit constateert Teun Jansen van Cumela. Hij voorspelt een enorme bureaucratische rompslomp voor zowel agrarisch als niet-agrarische bedrijven als zij een vergunning moeten aanvragen in de omgeving van een Natura2000-gebied.

Jansen komt tot deze conclusie na bestudering van de beleidsregels voor het intern en extern salderen om de uitstoot van stikstof te bepalen. Binnen Cumela Nederland is hij verantwoordelijk voor het stikstofdossier en daarnaast specialist ruimtelijke ordening. De beleidsregels zijn opgesteld om  randvoorwaarden te geven aan initiatieven met een uitstoot van stikstof (NOx of ammoniak).

Volgens de beleidsregels is een natuurvergunning, ook wel een toestemming, noodzakelijk indien er sprake is van een stikstofbelasting van 0,01 mol N/ha/jr of meer per jaar. Met uitzondering van veel agrarische bedrijven en grotere industriële bedrijven hebben de meeste ondernemingen waaronder cumelabedrijven geen natuurvergunning. Of er sprake is van een vergunningplicht wordt berekend met het rekenmodel Aerius, de grens in het model is het veroorzaken van een depositie in een gevoelig natuurgebied van 0,014 gram stikstof per jaar.

Geen rechten
Problemen ontstaan volgens Jansen als andere bedrijven in de buurt van een Natura2000-gebied iets moeten gaan aanvragen. Als voorbeeld noemt hij een cumelabdrijf met een composteringsinstallatie of bijvoorbeeld een metaalverwerkingsbedrijf met een grote stookinstallatie. “Deze bedrijven stoten ook stikstof uit en bestonden vaak nog niet op de referentiedatum van de gebieden. Zij hebben nu geen rechten, omdat dit binnen hun vergunning niet gevraagd werd. Het probleem ontstaat als ze willen uitbreiden en er een verzoek om handhaving komt of wanneer omgevingsdiensten vinden dat er een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig is. Ook bij het ontplooien van nieuwe activiteiten moeten deze bedrijven een vergunning gaan aanvragen.”

In alle gevallen moet wanneer een bedrijf een vergunning aanvraagt bepaald worden wat de historische belasting was. Doordat regels ontbreken zullen bedrijven ver terug moeten in de tijd om dat te bepalen, waarschuwt Jansen. “Dat kan betekenen dat ze in sommige gevallen terug moeten naar 1994, toen de eerste Natura2000-gebieden zijn aangewezen, om aan te tonen wat destijds de activiteiten waren en welke stikstofuitstoot dat gaf. Daarbij moeten ze dan ook nog bewijzen dat sinds die tijd de uitstoot niet is toegenomen.” 

hopen compost

Bureaucratisch gedrocht

Zo ver terug gaan in de tijd voor het bepalen van de stikstofuitstoot is volgens Jansen een onmogelijke opgave. “Veel bedrijven hebben daarover helemaal geen gegevens meer. Zeker omdat je ook nog moet aantonen dat in de loop der jaren de uitstoot niet is toegenomen. Houdt de overheid daar aan vast dan ontstaat een enorm bureaucratisch gedrocht wat gaat leiden tot hoge onderzoekskosten.”

Hij vreest dat veel bedrijven hiermee te maken krijgen als de overheid vast blijft houden aan de norm dat activiteiten die een verhoging van de stikstof belasting van 0,01 mol geven daarvoor ruimte moeten kopen. “In het Aeriusmodel is dit voor bijvoorbeeld mestopslagen, compostering of stookinstallaties al heel snel het geval. Als de overheid dit vasthoudt, dan ligt de vergunningverlening aan bedrijven voor jaren stil.”

Twee oplossingen
Om deze problemen te voorkomen is het volgens hem noodzakelijk om de regelgeving op twee punten aan te passen. “Een eerste oplossing is het verhogen van de drempelwaarde van 0.01. Als je dat naar bijvoorbeeld 1 mol brengt, dan vallen veel minder veranderingen in de activiteit onder deze verplichting. Dat is reëel, want de 0,01 is statisch helemaal niet houdbaar.” Om een goede drempelwaarde te krijgen is het echter noodzakelijk dat de uitstoot van stikstof de komende jaren blijft dalen. Hiervoor moeten goede en werkbare afspraken gemaakt, bijvoorbeeld co-2 afspraken, met het bedrijfsleven.

Het verschuiven van de referentiedatum is een tweede aanpassing die volgens hem nodig is. “Als je daar 2015 of 2017 van maakt, dan heb je nog kans op realistische gegevens van de activiteiten van een bedrijf.” Afgelopen decennia heeft er namelijk een continue daling in de uitstoot van stikstof plaatsgevonden.

Binnen Cumela wordt inmiddels gewerkt aan een aantal concrete voorbeelden hoe deze regelgeving uitpakt voor niet agrarische bedrijven. Die worden volgende week aangeboden aan Kamerleden en leden van Gedeputeerde Staten om duidelijk te maken dat dit onwerkbare situaties oplevert.

Banner - Cumela Ondernemerslijn - Liggend