voorplaat

Mechanisch net zo effectief als glyfosaat

Datum: 23 maart 2023
Laatst bijgewerkt: 23 maart 2023
Niets zo gemakkelijk als het vanggewas voor maïs vernietigen met glyfosaat, maar maatschappelijk levert dit steeds meer problemen op. Gelukkig is het alternatief, mechanisch bewerken, minstens zo effectief en zorgt dit ervoor dat de stikstof uit het vanggewas ook eerder vrijkomt, ongeacht het moment van vernietigen.

Vanwege de maatschappelijk druk op het gebruik van Roundup willen steeds meer veehouders hun vanggewassen mechanisch laten vernietigen, bijvoorbeeld met een schijveneg of frees. Praktisch is dat geen probleem, tenminste als het geen nat voorjaar is. Maar is met mechanische bestrijding het vanggewas wel voldoende te vernietigen? En komt de stikstof van het vernietigde vanggewas dan wel beschikbaar op het moment dat de maïsplant er behoefte aan heeft?

Vanggewasbestrijdingsproef

Om die vragen te kunnen beantwoorden, heeft Wageningen University & Research samen met Mineral Valley Twente in 2021 en 2022 onder de paraplu van PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw (zie kader) een vanggewasbestrijdingsproef uitgevoerd in Hertme en Deurningen in Overijssel. De publiek-private samenwerking (PPS) onderzoekt teeltmaatregelen om de maïsteelt te verduurzamen. Met de huidige maïsteelt worden verschillende duurzaamheidsproblemen geassocieerd, zoals uit- en afspoeling van nutriënten, een slechte bodemstructuur, lager wordende gehaltes aan organische stof en een achteruitgaande bodembiodiversiteit.

Of te onderzoeken of dit terecht is, is op een praktijkperceel met Italiaans raaigras als vanggewas een proef uitgezet met drie bestrijdingswijzen, namelijk vernietiging door glyfosaat, frees en schijveneg op twee toepassingstijdstippen, namelijk vroeg (begin maart) en laat (begin april). Alle objecten lagen in vier herhalingen. In 2022 is de proef herhaald met dezelfde objecten. De uitkomsten van beide jaren liggen in lijn, concludeert onderzoeker Herman van Schooten van Wageningen Livestock Research.

Mineralisatie

Op vier tijdstippen werd bij de drie toepassingen de Nmin in de bodem gemeten (zie grafieken 1 tot en met 4). Op 13 april was de stikstofvoorraad nog laag en waren er geen verschillen tussen de toepassingen. Bij alle drie lag de stikstofvoorraad op tien tot twaalf kilo. Er was iets meer mineralisatie op de vroeg bewerkte plots dan op de late. Dat is op zich niet verrassend, want bij de late had de bewerking pas een week ervoor plaatsgevonden. De mineralisatie moest nog op gang komen.

Op 11 mei was er meer stikstof vrijgekomen uit de mechanisch bewerkte plots dan uit de plots die met glyfosaat waren doodgespoten. Dat lijkt vreemd. Je zou denken dat door het glyfosaat het vanggewas eerder is afgestorven en dat de stikstof ervan dus eerder vrijkomt. Dat is waarschijnlijk ook wel zo, maar een nog belangrijker aspect is dat bij een glyfosaatbespuiting de grond onberoerd blijft. Frees en schijveneg mixen de grond en activeren daarmee de mineralisatie van de organische stof in de grond. De hogere stikstofvoorraad is dus vooral een bewerkingseffect van de grond. De vroeg vernietigde percelen gaven ook op 11 mei meer stikstof dan de latere.

Op 7 juni bleek het bewerkingseffect uitgewerkt. Alle drie de bewerkingen hadden toen eenzelfde stikstofvoorraad. Wel bleef het verschil tussen vroeg en laat bewerken nog staan. Op 12 juli werd voor het laatst de bodemvoorraad stikstof gemeten. Alle verschillen tussen de bewerkingen en vroeg en laat bewerken waren toen uitgevlakt.

Uit literatuuronderzoek van Wageningen UR blijkt dat maïs vooral stikstof opneemt tussen half juni en eind juli. Omdat de mineralisatieverschillen tussen vroeg en laat midden juli zijn uitgevlakt, maakt het tijdstip van bewerken tussen begin maart en begin april dus niet zo heel veel uit, legt Van Schooten uit. “Dat komt vooral omdat een vanggewas bestaat uit jong materiaal, dat gemakkelijk mineraliseert. Bij een oude grasmat met veel oud organisch materiaal en een ruime C/N-verhouding luistert het tijdstip van vernietiging veel nauwer. Dat mineraliseert veel trager, waardoor vroeg vernietigen wel nodig is voor een tijdige beschikbaarheid.”

Opbrengstmeting

Op 12 juli 2022 werd ook een eerste opbrengstmeting uitgevoerd (grafiek 5). Die gaf globaal hetzelfde beeld als bij de mineralisatie. De plots waarbij het vanggewas vroeg was vernietigd, gaven een iets hogere stikstofopbrengst, maar het verschil was niet significant. “Je mag dus stellen dat er geen verschil zit tussen vroeg en laat”, aldus Van Schooten.

Het plan was om in september een tweede opbrengstmeting uit te voeren, maar dat is achterwege gebleven omdat de maïs verdroogde. Twente was afgelopen jaar een van de droogste regio’s in Nederland. “Als vocht de beperkende factor van de groei wordt, heeft het geen zin andere factoren te onderzoeken.”

grafieken
PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw

Op bijna twee derde van de Nederlandse landbouwgronden wordt ruwvoer (gras, snijmaïs en overige voedergewassen) geteeld. Een breed consortium werkt binnen PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw aan verduurzaming van de productie van gras en voedergewassen. PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw is een publiek-private samenwerking (PPS) tussen het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en partijen uit het bedrijfsleven, namelijk Agrifirm, Cumela, ForFarmers, Louis Bolk Instituut, Wageningen Livestock Research, Wageningen Plant Research, ZuivelNL, Nordic Maize Breeding, Pioneer en Plantum.

Twee conclusies

Het onderzoek heeft volgens Van Schooten twee belangrijke conclusies opgeleverd. Ten eerste: met de frees of schijveneg in maïs een vanggewas vernietigen is minstens net zo effectief als doodspuiten met glyfosaat. Voorwaarde is wel dat het vanggewas voldoende wordt verkleind en gemengd met de grond. Ten tweede: vroeg (begin maart) of laat (begin april) onderwerken heeft weinig invloed op de uiteindelijke mineralisatie van de stikstof uit het vanggewas en de maïsopbrengst.

In dit onderzoek was de bovengrondse opbrengst van het vanggewas circa 400 kilo droge stof per hectare, rond begin april zo’n 750 kilo. Is het vanggewas begin maart al flink ontwikkeld, werk het dan onder. Is de stand van het vanggewas begin maart maar matig, dan is wachten met onderwerken tot begin april niet onverstandig. Een beter ontwikkeld gewas levert naast meer stikstof, die toch tijdig beschikbaar komt voor de maïsplant, ook meer organische stof.

Goed vanggewas levert meeropbrengst

Een groenbemester heeft op termijn een duidelijk positief effect op de maïsopbrengst. Dat blijkt uit een duurproef uitgevoerd op proefbedrijf Aver Heino. Onderzocht is het effect van een vanggewas/groenbemester na tien à twaalf jaar. Hoe schraler bemest, hoe groter het effect. Of omgekeerd: hoe rijkelijker bemest, hoe geringer het effect. Met alleen rijenbemesting, twintig kilo kunstmeststof in de rij, bedraagt de extra opbrengst zestien procent. Bij vijftien kuub runderdrijfmest en twintig kilo kunstmeststikstof in de rij bedraag de extra opbrengst tien procent en bij dertig kuub runderdrijfmest en twintig kilo kunstmeststikstof in de rij zeven procent. Dat laatste is de praktijk. Een goed vanggewas levert dus meeropbrengst.