
De laatste jaren heeft er een behoorlijke kaalslag plaatsgevonden in het middelenpakket. Een groot aantal middelen is verdwenen en andere zijn alleen nog toegestaan als ze worden gespoten met een hoge driftreductieklasse. Ook veel nieuwe middelen vallen direct in deze hogere klasse. Ron Smit van Hardi-importeur Homburg hield dit exact bij. “Op geen enkele jerrycan staat welke techniek je moet gebruiken, wel aan welke reductieklasse je moet voldoen”, vertelt hij. “Staat er niets op het etiket, dan is het minimaal de 75-procent-reductieklasse en dat kun je nog bereiken met een conventionele spuit met doppen op 50 centimeter en 50 centimeter boomhoogte. Ook 90 procent driftreductie is nog op te lossen met andere doppen. In gras en maïs, waarin de meeste loonwerkers actief zijn, en zeker in akkerbouwgewassen, bollen, spruiten en groenteteelt ontkom je door de gebruikte middelen steeds vaker niet aan de 95-, 97,5- of zelfs 99-procent-reductieklasse. In die gevallen moet je investeren.”
Vanaf 2020 verdwenen jaarlijks tachtig tot negentig middelen van de lijst en kwamen er maar dertig bij
Op dit moment zijn er zeventien middelen in 99-procent-klasse, 62 middelen in 97,5-procent-klasse en 74 middelen in 95-procent-klasse. Dit verschuift hard. Vanaf 2020 verdwenen er jaarlijks tachtig tot negentig middelen en kwamen er maar zo’n dertig bij. Voor veel van deze middelen is aangepaste techniek nodig. De meeste gebruikers kiezen dan voor luchtondersteuning of een verlaagde spuitboom met een dopafstand van 25 centimeter.
Alternatieven
Andere alternatieve technieken om een hogere driftreductieklasse te halen, zijn de Wingssprayer, Wave, sleepdoek of bijvoorbeeld MagrowTec, die werkt met magnetisme. Daarmee vloeit een middel beter uit en is de dopkwalificatie met een klasse te verhogen. Ook het middel Squall, dat wordt geïnjecteerd in de leiding en gelogd, heeft een eigen driftreductieklasse.
Delvano verkoopt in Nederland via zijn dealer Weststrate veel Wingssprayers op zijn spuiten en leverde tientallen MagrowTec-systemen. Bij de Wingssprayer, Wave (Dubex) en voorheen sleepdoek, die in principe toegelaten zijn voor de 99-procent-klasse, moeten deze ook werkelijk afsteunen op het gewas, anders vallen ze terug naar 95 procent. “Let op, vroeger controleerde alleen de NVWA, maar nu mag ook het waterschap controleren of je spuit over de juiste techniek beschikt”, waarschuwt Smit. Afsteunen op het gewas wil niet iedereen. Jonge bietenplantjes zijn gevoelig voor schade en in bijvoorbeeld pootgoedaardappelen wordt gevreesd voor het verslepen van ziekten als phytophthora. Ko Smalheer van Delvano-dealer Westrate bestrijdt dit. “Uit onderzoek op proefboerderij Oostwaardhoeve in Slootdorp bleek dat er van verslepen geen sprake is”, zegt hij. “Ook andere proeven bevestigden dit.”
Vroeger controleerde alleen de NVWA, maar nu mag ook het waterschap controleren of je spuit over de juiste techniek beschikt
Verlaagde boom
In de praktijk blijken de meeste loonwerkers en telers te kiezen voor een conventionele spuit met 25 centimeter dopafstand en een verlaagde boomhoogte. Kverneland en CHD verkopen inmiddels 95 procent van hun spuiten met deze techniek.
Het ombouwen van een bestaande spuit of het opbouwen op een nieuwe spuit betekent dat er boomhoogtesensoren nodig zijn en adapters of T-stukken om extra dophouders te plaatsen. De doppen (de verplichte tophoek 80/90 graden in plaats van 100/120 graden is nog beperkt beschikbaar) zijn ook direct op de leiding te zetten. Voordeel van deze keuze is dat het relatief voordelig is en een werkbreedte tot boven de vijftig meter mogelijk blijft.
De breedste spuiten in Nederland zijn momenteel die van CHD en Delvano met bomen van 57 meter. “Bij ons gaat denk ik maar tien procent met luchtondersteuning weg”, vertelt Jarl Hulsman van CHD. “Het vervangen van de dophouders en eventueel het toevoegen van boomhoogtesensoren is een stuk voordeliger. Zelfs in het buitenland verkopen we deze techniek. Daar kijken ze erg naar wat er in Nederland speelt.”
“Realiseer je wel dat je bij 25 centimeter dopafstand dus ook meer doppen moet verdraaien”, zegt Ron Smit van Hardi. “Op een veertig-meter-boom zijn het ineens 160 doppen in plaats van 80.”
Rick de Groot van Kverneland ziet luchtondersteuning en technieken als MagrowTec vooral voor kleinere markten als groente- en bollentelers als oplossing. “Zij moeten met hun middelen vaak naar de 97- en 99-procent-driftreductieklassen”, zegt hij. “Akkerbouwers en loonwerkers kunnen vaak door met 90 of 95 procent reductie.”
Betere bedekking gevraagd
De verandering in het middelenpakket heeft ook invloed op de keuze die bedrijven maken. Vroeger waren er meer systemische middelen. Een grote druppel was genoeg voor effect. Nu zijn er veel meer groene middelen, waarmee er binnen 24 tot 48 uur effect moet zijn. Daarvoor is een betere bedekking nodig en dus een fijne druppel. Dat werkt dus meer drift in de hand.
Een oplossing daarvoor kan zijn om met een conventionele spuit meer water te doseren om bij een iets grovere druppel toch een goede bedekking te krijgen. Het nadeel is dat je dan niet meer met bijvoorbeeld 200 liter per hectare toe kunt, maar naar een dubbele hoeveelheid moet, met als nadeel dat er meer tijd nodig is om te laden. Het alternatief waar veel bedrijven dan voor kiezen, is het gebruik van luchtondersteuning of een antidrift-spuitdop. “Met een luchtstroom is de druppel te sturen om op het juiste moment en met de juiste grootte de plant te raken”, zegt Albers. “Niet zoveel wind dat hij van het blad wordt geblazen en op de grond verdwijnt, maar juist genoeg, zodat hij mooi uitvloeit op het blad.”
De groene middelen van nu vragen een betere bedekking en een fijnere druppel en werken dus meer drift in de hand
Luchtondersteuning
Zowel Hardi als Agrifac, beide onderdeel van de Exel Group, ziet het meeste in een spuit met luchtondersteuning en vindt daar ook het gros van zijn klanten, maar wel alleen bij de aanschaf van een nieuwe spuit. Achteraf opbouwen kan gewoon niet. “Als het een getrokken spuit moet zijn, wordt het vaak een Hardi en bij een zelfrijder wordt vaak gekozen voor een Agrifac”, ervaart Rens Albers van Agrifac. Kanttekening is dat de bediening van een spuit met luchtondersteuning wat ingewikkelder is en dus lastiger bij wisselend personeel. “Vooral in het buitenland zijn er meer vragen. Bij deze techniek hebben de agronoom en teeltbegeleiding een veel grotere rol.”
Als je een schimmel wilt raken, moet je echt onder het blad zijn. Dat kan alleen met lucht
Luchtondersteuning is zomaar 30.000 euro duurder bij dezelfde werkbreedte dan een verlaagde boom. Ook is de breedte beperkt tot 39 meter. Smit van Homburg ziet dat dilemma, maar stelt: “Een spuitpad uitsparen levert nooit zoveel op als een goede spuit. Luchtondersteund kan ook in combinatie met 25 centimeter dopafstand en heeft dan een driftreductie van 97 procent. De Hardi TwinForce met 50 centimeter dopafstand en 50 centimeter boomhoogte haalt zelfs 99 procent. Dan heb je het dus ook naar de toekomst toe gelijk goed voor elkaar.”
De discussie verschuift van drift- naar middelenreductie: alleen nog spuiten waar nodig
Hardi, Agrifac en Delvano kunnen hun ‘luchtgordijn’ stekend naar voren zetten voor maximale indringing in de gewassen. De meeste andere fabrikanten hebben een luchtzak met een luchtgordijn recht naar beneden. Behalve voldoen aan de regelgeving gaat het ook om het effect van de steeds minder werkende stoffen. “Als je een schimmel wilt raken, moet je echt onder het blad zijn”, zegt Smit. “Dat kan alleen met lucht. Met een conventionele spuit sproei je er overheen.”
Een tussenvorm is de lucht-vloeistof-mengdop, zoals de HTA DriftControlPlus van Agrifac of de Airtec van Delvano. Door deze op 25 centimeter dopafstand en 30 centimeter boomhoogte te hangen, is deze erkend als driftreducerend tot 95 procent. Elektronisch wordt bij dit systeem de verhouding tussen druk en vloeistof geregeld, afhankelijk van wind en rijsnelheid, zodat de drift niet verandert.
De discussie verschuift van drift- naar middelenreductie: alleen nog spuiten waar nodig
Middelenreductie
Rick de Groot van Kverneland ziet driftreductie inmiddels als een geaccepteerd thema. “De discussie verschuift van drift- naar middelenreductie: alleen nog spuiten waar nodig. Daarom gaan we de laatste vijf jaar meer toe naar variabel spuiten (PWM, pulse width modulation-spuittechniek; red.) en spotsprayen. De vraag is alleen wie bij de taakkaarten gaat maken en waarmee. Zowel drones, gewassensoren als satellietbeelden hebben hun nadelen.”
Bijna alle fabrikanten kunnen de pulserende doppen (PWM), die tot zeventig keer per seconde open en dicht gaan, leveren. De techniek komt uit Amerika en wordt vooral gebruikt om aanpassing van de dosering in bochten bij pivots. Hardi heeft daarvoor PulseSystem en noemt het bijsturen van de dosering in bochten CurveControl. CHD werkt voor PWM samen met BB Leap, dat volledig is geïntegreerd in de software. Delvano heeft zijn Dynamic-Pulse-Spray-systeem en Agrifac heeft het eigen StrictSpray Plus-systeem. Net als BB Leap heeft deze een variabele klepfrequentie. Met deze techniek kan in combinatie met taakkaarten, gewassensoren of camera’s veel meer pleksgewijs worden gespoten.”
België net op 75 procent
Driekwart van de nieuwe machines wordt inmiddels met PWM verkocht. Ook in België, weet Joachim Vanlerberghe, eigenaar van Delvano. “Het is de vraag of het altijd wordt gebruikt, maar wie een nieuwe spuit koopt, wil voorlopig klaar zijn voor komende wetgeving”, zegt hij. Hoewel Delvano alle technieken kan leveren en dat in Nederland ook doet, zijn de wetten in België voor driftreductie nog minder streng. “In België bestaat de driftreductieklasse 90 procent pas vanaf 2026. Sinds 2023 is de klasse 75 procent verplicht. 75 en 90 procent is met doppen op een conventionele boom ook te halen, dus waarom zou je het kopen? Wij weten echter ook wel: wat nu in Nederland speelt, komt uiteindelijk ook in België.”