
Op zijn kantoor in Lieren is niets te merken van het drukke bestaan van een voorzitter en ondernemer. Wim van Mourik overlegt rustig met een opdrachtgever en ook medevennoot Koen Spee zit er kalmpjes bij. Het bureau is leeg en er is tijd voor social talk, terwijl er deze dag toch zeven van de twintig medewerkers vrij zijn. “Ik ben een gemakkelijke leider en laat ze al jaren zelf opschrijven wanneer ze vrij willen zijn en plan er dan omheen. In combinatie met steeds meer werknemers met een vierdaagse werkweek zijn dat er soms wel veel”, zegt Van Mourik. Het probleem is echter opgelost en dus is er tijd voor een gesprek over wat de periode als voorzitter hem heeft gebracht en hoe die zijn kijk op de sector heeft veranderd.
Het relativeert als je het van wat hoger bekijkt en problemen met de helicopterview overziet
Les 1
Je weet niet hoe het gaat lopen
“Mijn rol is in de afgelopen elfenhalf jaar flink veranderd. Toen ik begon, was het voorzitterschap vooral een ceremoniële functie. Het was de periode van Jan Maris en Hannie Zweverink, die al het werk voorbereidden. In die tijd was het bestuur controlerend en werd het beleid vanuit de organisatie gevoerd. Logisch vanuit het verleden, want Jan en Hannie hebben Cumela uitgebouwd tot wat het nu is. Mijn rol veranderde echter fors toen we te maken kregen met directiewisselingen. Dan merk je dat nieuwe bestuurders ook nieuwe vragen hebben. Als bestuur kregen we opeens de vragen: wat willen jullie, wat is belangrijk, welke richting wil je op? Heel logisch, maar het betekende dat er opeens heel andere vragen op ons bordje kwamen, zeker toen we ook te maken kregen met ziekte van onze directeuren. Dan wordt er opeens heel anders naar de voorzitter gekeken en wordt je rol heel anders. Plotseling zat ik bij VNO-NCW aan tafel met de top van het bedrijfsleven. Dat was me nooit voorgespiegeld toen ik werd gevraagd als voorzitter, maar dat is net als in het hele leven: je weet nooit hoe het gaat lopen. Dan moet je je aanpassen. En het past wel bij mijn overweging waarom ik ja zei tegen het voorzitterschap. Op dat moment had ik op mijn bedrijf alles op orde en was ik ook toe aan een nieuwe uitdaging.”
Les 2
Niet te lang mee blijven kijken
“De start was overigens wel heel gemakkelijk, want ik zat al in het dagelijks bestuur, dus was ik al op de hoogte van veel dossiers. Ik kwam alleen op een andere stoel te zitten, aan het hoofd van de tafel. Mijn aanstelling was ook gericht op continuïteit. Eerst een nieuwe voorzitter en dan na een paar jaar de directiewisseling. Daarvoor was een mooi pad uitgestippeld, waarbij de zittende directeuren mee bleven kijken en hun opvolgers zouden inwerken. Dat bleek uiteindelijk niet goed te werken, omdat nieuwe mensen toch hun eigen accenten willen zetten. Dan zit je te lang in een overgangsperiode. Het werd nog eens lastiger toen we met ziekte te maken kregen. Dat veranderde de situatie en daardoor kwam er veel verantwoordelijkheid terecht bij het managementteam van Cumela en bij mij als voorzitter. Ongemerkt kom je dan ook wel eens op de stoel van de directeur te zitten en moet je soms knopen doorhakken. Als bestuur kwamen we daardoor veel te dicht en zelfs in de organisatie te zitten. Het is daarom goed dat er nu een nieuwe start wordt gemaakt, met een nieuwe directeur en een nieuwe voorzitter. Dat moet een nieuwe tandem worden die samen op pad gaat. Als dat loopt, kan het bestuur weer iets achteruit stappen en als iedereen dan weer op de juiste stoel zit, kan ik ook weg. Ze kunnen me altijd bellen voor informatie, maar ik ga me niet opdringen.”
Les 3
Ik heb versneld heel veel levenservaring opgedaan
“De nieuwe en onverwachte rol heeft me wel veel gebracht, want doordat ik opeens bij VNO-NCW in het voorzittersoverleg kwam, kreeg ik te maken met de top van het Nederlands bedrijfsleven. Daar gaat het opeens over de hoofdthema’s van de BV Nederland. In het begin kijk je dan wel je ogen uit, maar dat is na een paar vergaderingen wel over en dan leer je ook hoe je de positie en de belangen van onze sector kunt inbrengen. Het relativeert soms ook als je het van wat hoger bekijkt en problemen met de zogenaamde helicopterview overziet. Dat vereist wel wat, want er is een strakke vergaderdiscipline. Het is in een paar zinnen je mening formuleren en reageren op anderen. Daarna volgt heel snel het zoeken naar consensus en het komen tot besluitvorming. Het levert je ook een enorm netwerk op. Met collega’s van andere organisaties, maar ook in de politiek. Je merkt namelijk dat hier de lijntjes kort zijn. Je snapt dan ook veel beter hoe de hazen lopen. Het heeft mijn horizon versneld verbreed. Andere dingen die je leert, zijn bijvoorbeeld het praten voor grote groepen. In het begin was ik daarvoor best zenuwachtig en wist ik niet zo goed hoe het aan te pakken. Nu weet ik dat het goed is om er ook persoonlijke ervaringen in te stoppen. Het is mooi dat je dan telefoontjes van collega’s krijgt of ze iets uit je speech mogen gebruiken. Het zijn zaken die je normaal in een heel werkend leven opdoet. Ik heb dat in die twaalf jaar allemaal geleerd. Eigenlijk doe je versneld heel veel levenservaring op.”
Les 4
Het heeft me ook bedrijfsmatig veel gebracht
“Behalve levenservaring heeft het voorzitterschap me uiteindelijk ook bedrijfsmatig nog wel wat gebracht, want je merkt dat je veel bekender bent in de sector. Regelmatig krijgen we nu vragen van bedrijven die in de buurt aan het werk zijn. Het heeft vast te maken met het feit dat ze ons nu kennen, maar ik merk ook dat er gunning in zit. Mensen waarderen het dat je je inzet voor de sector en doen zo iets voor je terug.”
We moeten ervoor zorgen dat de agrarische loonwerkers, waarvan de klantenkring sterk onder druk staat, bij de familie blijven
Les 5
Mooi dat MKB Infra zich wil aansluiten
“Ik merk wel dat we als organisatie de afgelopen jaren zijn gegroeid. Dankzij onze nuchtere en pragmatische aanpak ziet iedereen ons ook staan. Iedereen ziet dat we kort op de leden zitten en dus veel praktijkkennis hebben. Dat is ook de reden dat MKB Infra zich nu bij ons wil aansluiten. Dat mist die verbinding met de leden en ook de brede organisatie met eigen beleidsmedewerkers, een adviesdienst en een verzekeringsbedrijf. Daar staat tegenover dat MKB Infra een veel bredere ingang heeft in Den Haag en Brussel, omdat het zich daar altijd op heeft gericht. Daarom is het mooi dat het zich wil aansluiten, want samen kunnen we zeker meer bereiken.”
Les 6
We moeten één club blijven
“Dat MKB Infra nu bij ons wil aansluiten, komt ook omdat we een bijzondere vereniging zijn met uiteenlopende leden die heel diverse werkzaamheden doen, maar toch zijn we één club en één familie. Voor ons is dat heel normaal, maar ik heb in die twaalf jaar gezien dat dat bij andere clubs echt anders is en dat anderen daar ook echt met verbazing en respect naar kijken. Als organisatie en bestuur doen we dat heel goed en durf ik te zeggen dat we alle kikkers nog in de kruiwagen hebben. Als ik dan zie wat er nu bij LTO gebeurt nu er verdeeldheid is en er al veel kikkers uit de kruiwagen zijn: laat dat ons niet gebeuren! We moeten ons nooit uit elkaar laten spelen. We moeten er daarom ook voor zorgen dat de agrarische loonwerkers, waarvan de klantenkring sterk onder druk staat, bij de familie blijven. Wat we moeten doen, is ze helpen bij het omvormen naar of invoegen in de groen- en grijssector. Veel bedrijven en bestuurders weten hoe dat moet, want zij zijn die bedrijven al voorgegaan. De meeste van onze leden komen daar vandaan en hebben daar hun roots. Dat mogen we nooit vergeten!”
Mannetjes hebben we hier niet… Vakmannen wel
Les 7
‘Heb je nog een mannetje?’ klinkt helemaal verkeerd
“Waar we nog aan moeten werken, is de manier waarop we onszelf verkopen en waarop andere sectoren tegen ons aankijken en de manier waarop ze ons inschakelen. Ik erger me enorm als er weer iemand vraagt of ik nog een mannetje heb. Dat klinkt helemaal verkeerd. Ik zeg dan meestal: ‘Mannetjes hebben we hier niet…. Vakmannen wel.’ Je merkt die houding vooral bij de leden van Bouwend Nederland en LTO. Daar is de houding nog te veel dat we blij moeten zijn dat we het werk mogen doen en dankbaar moeten zijn, terwijl ze allemaal van ons afhankelijk zijn. Die houding merk je soms ook in de bestuurlijke overleggen. Die oude hiërarchische cultuur mag wat mij betreft de kop worden ingedrukt. Daar kan ik slecht tegen, want we zijn een professionele organisatie met ook professionele bedrijven, die met goed opgeleide mensen en dure machines het werk komen doen. Dat mag wel meer worden gewaardeerd. Dat moeten we alleen zelf meer afdwingen en uitstralen, met de kop omhoog en met rechte rug!”
Les 8
Wij hebben nog mensen met een gezond arbeidsethos en daar moeten we zuinig op zijn
“Dankzij de mensen die wij hebben, hoeven we ons als sector ook geen zorgen te maken over de toekomst, want wij hebben nog mensen met een gezond arbeidsethos. Die om zes uur opstaan omdat ze om zeven uur een gat moeten graven. Die nog hun eigen trommel met brood meebrengen en er geen moeite mee hebben om dat in de cabine op te eten als er geen schaftkeet is. Die nog gewend zijn dat er niet altijd een toilet is op de werkplek. Daarom moeten we erg zuinig zijn op die mensen, want ook wij hebben natuurlijk steeds meer moeite om ze te vinden. Al is het mooi dat de cultuur van onze bedrijven nog steeds aantrekkingskracht heeft op jonge mensen. Zo lang we die hebben, is er ook toekomst voor onze sector, want in de maatschappij zijn er steeds minder mensen die het handwerk doen. We krijgen in Nederland steeds meer opdrachtgevers, want zelfs voor het graven van een gat voor een trampoline worden we al gebeld.”
Wij hebben nog mensen met een gezond arbeidsethos en daar moeten we zuinig op zijn
Les 9
Doe je zelf niet te kort
“Of ik nog een boodschap voor de sector heb? Zeker, vooral dat je jezelf niet te kort moet doen. Ik zie nog te veel bedrijven die slecht aan zichzelf denken. Het zit in onze aard om dienstbaar te zijn. Dat is zeker de kracht van de sector, maar daar moet ook een goede beloning tegenover staan. We zijn te vaak te bescheiden in onze prijsstelling. Wij gaan op weg met een machine van twee ton en een machinist, maar het uurtarief dat we vragen, is zeventig procent van het uurtarief van een monteur in een Audi-garage. Zeker nu iedereen op zoek is naar mensen om het werk te doen, moeten we de bescheidenheid van ons afschudden. Veel opdrachtgevers weten dat ook wel, want die vragen steeds minder naar het tarief, maar of we tijd hebben en kunnen komen. Dat zal voorlopig niet veranderen en daar moeten we nu gebruik van maken om naar een gezonde situatie te gaan. Het werk dat wij doen, zal namelijk altijd blijven. Een computer maait nu eenmaal geen wegberm of graaft een gat in de weg voor een nieuwe riolering. Dat is werk dat je met je handen maakt en daar zullen ze ons altijd voor nodig hebben. Daarom is er ook zo’n goede toekomst voor onze bedrijven. Dus zorg net zo goed voor je eigen pensioenpotje als dat je dat voor je medewerkers doet.”
