"De transitie naar circulaire producten heeft opdrachtgevers nodig die actief kiezen voor duurzaamheid," benadrukt Pim. "Met hun steun kunnen we circulaire bouwstoffen omzetten in een succesverhaal."
Hoe Pim tot deze conclusie kwam lees je hieronder in de opinie van Pim van Lanen.
Kiezen we voor secundaire bouwstoffen?
Nederland circulair in 2050, daar gaan we voor. Althans dat is de bedoeling. Duurzame ontwikkelingen gaan een steeds grotere rol spelen in onze samenleving. Zo ook binnen de bouwsector en in de grond, weg- en waterbouw. Denk bijvoorbeeld aan de transitie naar circulaire bouwstoffen, waar ik de laatste maanden veel ervaring mee opdeed.
Uiteraard dien je jouw beloften na te komen
Voor de productie van deze circulaire grondstoffen maken bedrijven gebruik van steenachtige materialen uit de sloopfase van een object. Deze materialen nemen ze selectief uit, zodat er sprake is van bronscheiding. Daarna volgt een recyclingproces. Aan het einde daarvan hou je circulaire bouwstoffen over die gelijkwaardig zijn aan primaire bouwstoffen.
Waarom kiezen opdrachtgevers dan toch nog vaak voor primaire bouwstoffen? Dat terwijl secundaire bouwstoffen - zoals secundair stabilisatiezand - juist heel veel voordelen bieden. Wat houdt ons tegen in de keuze voor circulaire bouwstoffen? En hoe kunnen we duurzame producten en diensten vermarkten?
Duurzaamheid vermarkten
Een brug naar mijn opleiding commerciële economie. Daar staat het vermarkten van een product vaak centraal. En dat is niet zo gemakkelijk als het klinkt. Probeer iemand maar eens te overtuigen om die pen op je bureau te kopen. Hierbij moet je inspelen op de emotie en behoeften van de klant, waarom heeft die persoon die pen nou echt nodig? Je verhaal moet geloofwaardig overkomen en uiteraard dien je jouw beloften na te komen na het afronden van de deal.
Wat houdt ons tegen in de keuze voor circulaire bouwstoffen?
De bouwbranche staat bekend om haar conservatieve werk- en denkwijze. Hierdoor komt er bij het vermarkten van duurzame producten en diensten binnen die sector nog iets meer kijken. Het kunnen aantonen dat jouw producten, diensten of projecten daadwerkelijk duurzaam zijn is zo gemakkelijk nog niet. Hoe maak je het concreet en meetbaar? Ook heb je te maken met termen die voor de gemiddelde persoon geen dagelijks gespreksonderwerp zijn, en dat maakt het lastig. Hoe kun je die lastige termen vertalen naar iets tastbaars? Zodat een leek het ook goed begrijpt en weloverwogen duurzame keuzes kan maken.
CO₂-reductie
Te beginnen met CO₂-reductie. Om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn heeft het kabinet het doel gesteld van minstens 55% CO₂-reductie in 2030, het streven is zelfs 60%. CO₂-reductie is een relatief ontastbaar en lastig begrip, want wees eerlijk, heb jij door hoeveel CO₂ je uitstoot op een dag? Het antwoord op deze vraag zal voor de meerderheid ‘nee’ zijn, en dat is ook niet gek.
Bij de meeste dagelijkse bezigheden is al sprake van CO₂-uitstoot. Denk hierbij aan het drogen van je was, het opladen van je auto en mobiele telefoon of het koken van een maaltijd op je gas- of inductiefornuis. Natuurlijk heeft dit een relatief kleine impact. Om dat doel van 55% of zelfs 60% te halen moeten we dus veel groter denken. Het is 2025, is nu dan het moment om andere keuzes te maken?
MKI-waarde
Naast CO₂-reductie is er ook het begrip MKI, de Milieu Kosten Indicator. Dit is een meetinstrument die de milieubelasting van een product, proces of project uitdrukt in milieukosten. Hierbij kijk je naar het totale productieproces en de logistiek vanaf de productielocatie tot aan de toepassingslocatie.
Van aanjager verandert het daardoor in een rem van de transitie
Als je duurzaam en emissievrij produceert en vervoert dan heeft dat een gunstige invloed op de MKI-waarde. Wil je de opties vergelijken dan helpt de MKI-waarde bij het maken van milieubewuste keuzes. Hoe lager de MKI-waarde, hoe duurzamer en milieubewuster het product, proces of project.
Hierbij is MKI een goede maatstaf, maar ook nog een ontzettend mooie manier om duurzame producten en diensten te vermarkten. Met hulp van de feiten laat je zo op een gemakkelijk te begrijpen manier zien hoe je scoort tegenover andere aanbieders. Het maakt het voor opdrachtgevers inzichtelijk dat het loont om regionaal en voor secundaire producten te kiezen. Efficiënt en transparant, toch?
Behoefte aan certificering
Opdrachtgevers zouden toch altijd moeten kiezen voor regionaal en circulair? Wat houdt ze dan tegen? Is het de behoefte aan certificering? Iets waar de afgelopen jaren steeds meer nadruk op ligt en steeds meer vraag naar is. Een uitdaging, want de certificerende instanties kunnen de duurzame en dus ook nieuwe innovaties niet bijhouden. Van aanjager verandert het daardoor in een rem van de transitie.
En toch hebben we die certificering hard nodig. Naast dat de certificering laat zien dat een product kwalitatief goed scoort, kun je als producent zo ook aantonen dat jouw product bijdraagt aan duurzaamheid. De juiste certificeringen zorgen zo voor dat stukje transparantie wat je nodig hebt om duurzame producten en diensten te vermarkten. Dat is positief natuurlijk, maar dan moet het proces echt verbeterd worden en sneller gaan. Nu neemt het vaak enkele jaren in beslag om van een nieuw secundair product tot gecertificeerd product te komen en dat stimuleert niet echt om nieuwe producten in de markt te zetten.
Secundair stabilisatiezand
Een ontzettend mooi voorbeeld in die transitie naar circulaire bouwstoffen is secundair stabilisatiezand. Een volwaardig alternatief voor traditioneel stabilisatiezand dat je maakt van gerecycled betonpuin. Bij secundair stabilisatiezand hoef je geen cement toe te voegen, dit zorgt voor een hoge CO₂-reductie.
Cement heeft namelijk een hoge CO₂-waarde en is verantwoordelijk voor ongeveer 8% van de totale CO₂-uitstoot in de wereld. Daarnaast wordt er met deze toepassing geen gebruik gemaakt van primair gewonnen zand, waardoor er vandaag kan worden voorzien in de behoefte van morgen zonder aan aardse voorraden te komen.
Een kleine moeite dus, maar met een groot resultaat
Toevoegen van cement aan secundair stabilisatiezand is niet nodig. Het bestaat uit fijne hoekige grijze deeltjes steenachtig materiaal die aan elkaar hechten door toevoeging van een hydraulische toeslagstof. Hierdoor houdt het zijn werking en draagt het bij aan de reductie van CO₂-uitstoot. Daarnaast ligt de verkoopprijs lager dan bij traditioneel stabilisatiezand. Een win-win situatie dus, zowel voor de producent als de afnemer.
Toepassingen in de grond, weg- en waterbouw
Het toepassen van secundair stabilisatiezand kan op verschillende manieren. Denk bij grondwerk aan het aanvullen en bouwen van grondkerende constructies, zoals bij kelders of ingebouwde zwembaden. Het verdicht goed en zorgt voor een grote hoek van inwendige wrijving, waardoor er een relatief lichte zijwaartse kracht op de wanden ontstaat.
In de wegenbouw kan het dienen als stabiele funderingslaag onder betonelementen. Dit dankzij de hoge waterdoorlaatbaarheid van secundair stabilisatiezand. Het is ook uitermate geschikt voor verschillende toepassingen in de waterbouw. Met deze toepassingen kan de GWW-sector naar mijn mening een voorloper worden binnen Nederland door zich in te zetten voor de transitie naar circulaire bouwstoffen.
Waarom secundair stabilisatiezand?
Bij de toepassing van secundair stabilisatiezand als vervanger van traditioneel stabilisatiezand wordt veel CO₂-uitstoot bespaard. Laten we dit eens terugrekenen. Dan blijkt dat je bij een toepassing van 84 ton gemiddeld 3.675 kg CO₂-uitstoot vermindert.
Persoonlijk zegt dit aantal mij vrij weinig, daarom heb ik het vertaald naar dagelijkse voorbeelden, verpakt in een infographic. Dat dit onder andere gelijk zou staan aan 10 retourvluchten tussen Amsterdam en Londen, en meer dan 105.000 km met de trein reizen had ik zelf nooit voor ogen gehad. Een kleine moeite dus, maar met een groot resultaat. Toch niet zo gek he? Die circulaire bouwstoffen en dat secundaire stabilisatiezand.