drone beeld mest

Bufferzone vaak 1 meter of minder

Datum: 2 maart 2023
Laatst bijgewerkt: 2 maart 2023
Deze week heeft Minister Adema met spoed de nieuwe regeling rond de bemestingsvrije zones bekend gemaakt. Doel is om deze per 1 maart in te laten gaan, om aan de derogatiebeschikking van Brussel te voldoen. Maar wat betekent dit in de praktijk en waar moet je als loonwerker rekening mee houden.

Basis van de regeling is dat er een bemestingsvrije zone van drie meter moet worden aangehouden. Vanaf de insteek van de sloot, dit is waar het horizontale maaiveld overgaat in de slootkant of talud. Er is echter 1 grote maar. Zodra die zone meer is dan 4 procent van het oppervlak mag deze terug naar een meter. Is ook dan de oppervlakte die een boer niet mag gebruiken meer dan 4 procent, dan wordt de strook 0,5 meter.

Uiteraard hoort de opdrachtgever je te instrueren, maar ook zelf ben je als loonwerker verantwoordelijk voor het op een juiste manier uitvoeren van de bemesting. Nu lijkt het moeilijk om zelf te bepalen welke strook je moet aanhouden, als er sloten aanwezig zijn, maar in wezen is dit zeer simpel. In Nederland zijn nagenoeg alle percelen langwerpig. Dit betekent dat je gewoon naar de breedte van het perceel kunt kijken om te bepalen welke bemestingsvrije zone je moet aanhouden. In deze berekening gaan we uit van twee keer een watervoerende sloot naast het perceel en dat het gaat om gewone waterlopen. Is het een KRW- of ecologisch kwetsbare waterloop, dan geldt een afwijkende berekening.

Wanneer 4 procent

Beginnen we bij de strook van 3 meter, wanneer mag je die verkleinen naar 1 meter. De vraag is dus wanneer is die bufferstrook meer dan vier procent. Het is simpel te berekenen door uit te gaan van een strook van 1 meter lang en dan de breedte van het perceel. Een bemestingsvrije zone van 3 meter is dan 6 m2 groot (2 x 3m) . Terugrekenen leert dan dat deze vier procent overeenkomst met een breedte van 150 meter  (4 % van 150 is 6 m2).

Gaan we naar de volgende stap, wanneer is 1 meter meer dan 4 procent. Analoog aan de vorige berekening kom je dan op 50 meter. (2 x 1 m = 2 m2, 4 % van 50 is 2 m2).  In wezen is het in beide gevallen nog iets breder omdat op de kopeinden ook een strook van het perceel verloren gaat en die vier procent geldt over het hele perceel. Maar hou je de genoemde maten aan, dan zit je altijd veilig. Het is aan de opdrachtgever om bij deze grensbreedtes de juiste aanwijzing te geven.

Betekenis in praktijk

In gebieden met watervoerende sloten lijkt het effect duidelijk. Daar komen zeker in de specifieke veehouderijgebieden nauwelijks percelen van 150 meter breed voor. Daar zal de bemestingsvrije strook vaak beperkt blijven tot 1 meter en ook in veel gevallen zelfs 0,5 meter, want Nederland kent in het bekende slagenlandschap nog veel percelen smaller dan 50 meter. Daarmee is op deze percelen de bufferstrook  weer gelijk aan de bemestingsvrije strook zoals die de afgelopen jaren ook gehanteerd moest worden in het kader van het zevende actieprogramma. Met dien verstande dat toen deze bemestingsvrije strook nog wel meetelde voor de mestplaatsingsruimte.

In de akkerbouwgebieden is het beeld wat diverser. Daar is eerder sprake van brede percelen en zal de 3 meter eerder in beeld komen.  Echter ook in dat geval blijft het inleveren van grond beperkt tot de vier procent waar iedereen met sloten naast zijn perceel aan moet geloven.

Droge sloten

Bijzonder wordt de situatie voor telers die hun perceel langs een sloot hebben die behoort tot de droge sloten (droog tussen 1 april en 1 oktober). Hier geldt dat er dan altijd een bufferstrook van 100 cm vanaf de insteek moet worden aangehouden. Dit betekent dat wie een perceel heeft die smaller is dan 50 meter slecht af is. Want met water mag hij verkleinen naar 0,5 meter. Misschien toch maar een stuw plaatsen om op 1 april water in de sloot te hebben?

KRW en ecologisch kwetsbaar

Grenst een perceel aan een KRW watervoerende sloot of een Ecologisch kwetsbare waterloop, dan is de berekening wat anders omdat bij deze watergangen altijd een bredere bufferstrook moet worden aangehouden. Bij een ecologisch kwetsbare waterloop is dit altijd 5 meter. Bij een KRW waterloop zijn de getallen erg afhankelijk van de omstandigheden. In dat geval moet de eigenaar echt zelf een goede berekening maken of goed kijken naar de gedane suggesties in Mijn Percelen en dit goed aanduiden voor je aan het werk gaat.

Ingang per 1 maart

Als de regelgeving van minister Adema het haalt en daar kunnen we van uitgaan, dan zullen deze regels gelden vanaf 1 maart. Dit betekent dat in de periode tussen 15 februari en 1 maart nog de oude regels gelden. Of de bufferstrook uiteindelijk veel zal verschillen van de huidige valt dus wel mee,  het zal zeker niet de wildwest opleveren die De Tweede Kamer vreesde in het debat met minister Adema. In veel gevallen zal het niet meer gaan dan om de winst van 0,5 meter.

Tabel: Overzicht breedte bufferstrook

Perceelsbreedte (insteek tot insteek)

Bufferstrook (oer watergang

Rondom water

 

150 meter en meer

3 meter

150 - 50 meter

1 meter

50 meter en minder

0,5 meter

Een lange zijde water

 

75 meter

3 meter

75 - 25 meter

1 meter

25 meter en minder

0,5 meter

Let op: Dit zijn indicatieve berekeningen die aangeven wanneer je op moet letten en gelden bij langwerpige percelen. Hoe kleiner de verhouding tussen lengte en breedte, hoe meer de grenswaarde verschuift.  Deze wordt dan breder.