‘Goede snijmaïs telen bij lagere bemestingsnormen’

Verslag studiemiddag ‘Goede snijmaïs telen bij lagere bemestingsnormen’

Datum: 27 februari 2015
Laatst bijgewerkt: 11 februari 2020
Voor de teelt van maïs in het centraal en zuidelijk zandgebied is de gebruiksnorm stikstof met twintig procent verlaagd. Ook is een beperkte startgift met fosfaatkunstmest voor melkveehouders die meedoen aan de derogatie niet meer mogelijk. Wat zijn de gevolgen van deze maatregelen voor de opbrengst van het gewas? Zijn er maatregelen te bedenken om deze effecten tegen te gaan?

De gebruiksnorm stikstof is voor de teelt van maïs in het centraal en zuidelijk zandgebied met twintig procent verlaagd. Ook is een beperkte startgift met fosfaatkunstmest voor melkveehouders die meedoen aan de derogatie niet meer mogelijk. Wat zijn de gevolgen van deze maatregelen voor de opbrengst van het gewas? Zijn er maatregelen te bedenken om deze effecten tegen te gaan?
Tijdens de studiemiddag ‘Goede snijmaïs telen bij lagere bemestingsnormen’, georganiseerd door de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen, kwamen de antwoorden vanuit het bemestingsonderzoek op tafel. Het was een goed georganiseerde middag met ruim honderd deelnemers, waar niet alleen onderzoekers, maar ook een aantal cumelabedrijven hun praktische ervaringen en inzichten deelden.

Opbrengstdaling
De onderzoekers hebben doorgerekend wat het effect is van de verlaging van de gebruiksnorm stikstof en het verbod op kunstmestfosfaat op de teelt van snijmaïs. De gebruiksnorm stikstof daalt in het centraal en zuidelijk zandgebied van 150 naar 112 kilogram werkzame stikstof per hectare. Uit de berekeningen blijkt dat dit leidt tot een opbrengstverlies van elf procent. Goed nieuws is daarbij wel dat de benutting van stikstof stijgt van 63 naar 68 procent, waardoor de verliezen naar het milieu dalen. De gemiddelde nitraatconcentratie in het bovenste grondwater zou hierdoor moeten dalen tot 48 milligram per liter. Hiermee zou de norm uit de Nitraatrichtlijn gemiddeld voor deze gronden gehaald zijn.
Met een groeiende melkveehouderij zit echter niemand te wachten op opbrengstverliezen van ruim tien procent. Integendeel zelfs: het streven zou moeten zijn om juist tien procent meer opbrengst per hectare te realiseren.

Organische mest in de rij
Om meststoffen op te kunnen nemen, moet de plant deze stoffen met zijn wortels kunnen bereiken. Hoe dichter de meststoffen in de buurt van de wortels van de plant zit, hoe gemakkelijker de plant deze kan opnemen. Hierbij speelt de concentratie van de meststoffen in het bodemvocht ook een belangrijke rol. Hoe hoger de concentratie (tot een bepaalde hoogte), hoe beter de plant de meststoffen kan opnemen. Uit onderzoek is gebleken dat de werking van stikstof bij bemesting in de rij 25 procent beter is dan bij volvelds bemesten. Bij fosfaat is de werking zelfs 100 procent beter dan bij volvelds toedienen. Deze extreem betere werking bij fosfaat komt doordat fosfaat in de bodem maar weinig mobiel is. De plant moet het fosfaat bij wijze van spreken zelf opzoeken. Voor stikstof ligt dit anders. Dat is deels goed opgelost in het bodemvocht. Zo lang de plant bodemvocht ‘drinkt’, komt er dus ook vanzelf stikstof mee.
Er is wel een aandachtspunt. Om verbranding van de eerste worteltjes tegen te gaan, moet er wel enige afstand zijn tussen de mest en het zaad. Een vuistregel is: vijf tot tien centimeter onder het zaad en vijf tot tien centimeter naast het zaad de mest plaatsen.

Een geslaagd vanggewas
Het vanggewas neemt stikstof op die na de oogst in de bodem is achtergebleven. Het hangt natuurlijk wel van de weersomstandigheden af hoeveel stikstof nog kan worden opgenomen. Het is echter ook afhankelijk van het moment waarop het vanggewas wordt gezaaid. Hoe vroeger in het najaar dit gebeurt, hoe meer stikstof uit de bodem kan worden opgenomen. Bij zeer vroeg oogsten en inzaaien (bijvoorbeeld in de tweede helft van augustus) zou tot wel 100 kilogram stikstof uit de bodem kunnen worden opgenomen. Hiervan komt dan in het volgende jaar 45 kilogram stikstof weer beschikbaar voor het volgende gewas door mineralisatie. Ben je echter laat met het oogsten en inzaaien (bijvoorbeeld pas na 15 oktober), dan ontwikkelt het vanggewas zich helemaal niet meer en levert het dus ook niets op.
Het inzaaien van een vanggewas wordt in de praktijk nogal eens gezien als een vervelende wettelijke plicht. Het inzaaien moet direct na de oogst gebeuren, terwijl de oogst bij anderen nog in volle gang is. Eigenlijk is er maar nauwelijks capaciteit voor beschikbaar en toch moet het. Een geslaagd vanggewas heeft echter ook een aantal grote voordelen. Bij de continue teelt van maïs daalt het organische-stofgehalte van de bodem steeds verder. Dit heeft allerlei gevolgen voor de vochtvoorziening, de gezondheid van het volgende gewas en de beschikbaarheid van nutriënten. Het telen van een goed vanggewas levert een bijdrage aan het verbeteren van de organische-stofvoorziening, maar het levert in het volgende jaar ook extra stikstof op uit mineralisatie van het ondergeploegde gewas. Ook als er geen continue teelt van maïs is, is de mineralisatie van het ondergeploegde vanggewas in het volgende voorjaar erg aantrekkelijk. Het verhoogt namelijk ook de stikstofbenutting van het nieuwe gewas en het levert daardoor een grotere oogst op. Hiervoor is dan echter wel een tijdige inzaai van het vanggewas nodig. Het verplichte vanggewas wordt zo ingezet als groenbemester.
Een vroege inzaai van het vanggewas kan door het kiezen van vroege maïsrassen, die ook vroeg afrijpen. In plaats van inzaaien na de oogst wordt ook onderzocht wat de effecten zijn van het onderzaaien onder het gewas. Dit lijkt goede resultaten te kunnen hebben.

Overige elementen en omstandigheden
Naast stikstof en fosfaat heeft de maïsplant ook andere meststoffen nodig. Daarbij is echt aandacht nodig voor een voldoende voorziening met kali en zwavel. Als één van deze meststoffen niet voldoende beschikbaar is, kun je fosfaat en stikstof toedienen zo veel als je wilt, maar zal het niet tot een veel grotere groei van het gewas leiden.
Ook de pH van de bodem is belangrijk voor de maïsplant. Uit onderzoek blijkt dat een fors deel van de maïspercelen een te lage pH heeft (te zuur is). Dit kost gemiddeld vier procent opbrengst. Bekalken van deze percelen heeft zin, maar let op: dit leidt tot een tijdelijk hogere mineralisatie van stikstof uit de organische stof. Zorg ervoor dat deze stikstof niet verloren gaat.
Tot slot de bodemstructuur. Hier is veel te winnen, maar (in korte tijd) ook veel te verliezen. Voer bewerkingen alleen uit als de bodem die kan verdragen. Een verknoeide bodemstructuur leidt nog lang tot een slechte vochtvoorziening en daarmee tot een lagere benutting van de meststoffen.

Meer weten?
Dit artikel is een uitwerking van een informatieflyer van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (www.bemestingsadvies.nl). De flyer is via de link rechts op de nieuwspagina ook voor u beschikbaar. Op de website van Verantwoorde Veehouderij (https://www.verantwoordeveehouderij.nl/show/Kansen-om-maisopbrengst-op-peil-te-houden.htm) zijn de presentaties van de verschillende sprekers beschikbaar, zodat u zich nog meer in deze onderwerpen kunt verdiepen. Verder bevatten deze sites een schat aan andere informatie over de bemesting van grasland en voedergewassen.

Tekst: Hans Verkerk,  secretaris sectie Meststoffendistributie       
Foto: Jantine van Middelkoop

 

Cumelaondernemers aan het woord
Een drietal ondernemers uit de cumelasector (zie openingsfoto) werd gevraagd naar hun ervaringen met drijfmest in de rij en onderzaai. “Begin goed, eindig goed”, is het advies van Jules ten Hove uit Kamperveen aan de zaal. Zorgen voor een goede structuur begint volgens hem al in het najaar. Harry Koonstra uit Vinkenbuurt heeft nu een jaar of zes ervaring met drijfmest in de rij. De techniek is uitontwikkeld. Op de vraag uit de zaal hoe om te gaan met aandrukken van de grond in het wielspoor van de bemester gaf hij aan een woelpoot in elk wielspoor gemonteerd te hebben die de grond weer losser maakt. Barry van Geresteijn uit Kootwijkerbroek ziet mogelijkheden in het werken met gedeelde giften drijfmest of meststoffen in maïs om op het moment dat de plant stikstof nodig heeft deze te leveren. Gevraagd naar hun praktijkervaring gaven de ondernemers aan dat drijfmest in de rij op ongeploegd land en op de kopakker goed mogelijk is. Ook hebben ze geen negatieve ervaringen met verbrandingsschade aan de worteltjes. Met onderzaai hebben Ten Hove en Koonstra al een paar jaar goede ervaringen. “Met onderzaai heeft de groenbemester na de maïsoogst voldoende gelegenheid om zich goed te ontwikkelen en legt zo waardevolle mineralen vast en houdt in het volgende jaar het organische-stofgehalte op peil.”