hakselaar

Uitstel voor mais

Datum: 22 september 2021
Laatst bijgewerkt: 22 november 2022
Door: Maurice Steinbusch
Er is uitstel gekomen tot 31 oktober. Een update volgt zo snel mogelijk.

Update volgt nog. 

Cumela en LTO Nederland hebben bij minister Schouten een verzoek ingediend om de uiterste zaaidatum van een vanggewas na de teelt van mais dit jaar uit te stellen naar 31 oktober. Eventueel is een differentiatie naar gebied te overwegen. Aanleiding zijn de signalen van leden dat de maïs later rijp is dan normaal en de uiterste datum van 1 oktober niet gehaald gaat worden. 

Ondertussen is de maisoogst langzaam op gang gekomen. Vooral bij boeren die toch voor 1 oktober de mais van het land willen hebben om tijdig een vanggewas te kunnen zaaien. Boeren die dat na 1 oktober doen, riskeren zonder uitstel, een boete per ha en een korting op de toeslagrechten. Het alternatief is oogsten als MKS of korrelmais. Geen problemen zijn er voor de telers die dit jaar hebben gekozen voor onderzaai. Zij kunnen de mais gewoon oogsten als deze rijp is.Eventueel is een differentiatie naar gebied te overwegen. Aanleiding hiervoor zijn de signalen van leden dat de maïs later rijp is dan normaal en de uiterste datum van 1 oktober niet gehaald gaat worden. 

Het groeiseizoen van dit jaar kenmerkt zich door een laat zaaitijdstip vanwege kou en natte omstandigheden in het voorjaar en relatief koele groeimaanden. Hierdoor vindt de afrijping op een groot deel van het maisareaal dichtbij of na 1 oktober plaats. Het lijkt erop dat een zeer aanzienlijk areaal van de snijmais niet voor 1 oktober rijp geoogst kan worden. Door de natte omstandigheden aan het begin van het groeiseizoen was het vaak niet mogelijk om een vanggewas als onderzaai in te zaaien.

De afgelopen weken ontvingen Cumela en LTO Nederland diverse zorgen van leden over de mogelijk late afrijping van de mais. In de zomer is daarover al contact geweest met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Op verzoek van  Cumela en LTO Nederland heeft er vervolgens op 10 september al een ambtelijk overleg plaatsgevonden waarin deze signalen zijn gedeeld. Op 17 september volgde een tweede overleg, waarna Cumela en LTO Nederland hebben besloten een formeel verzoek in te dienen bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

In dit verzoek geven Cumela en LTO aan dat dat zij nut en noodzaak van een goed ontwikkeld vanggewas zien. De inzet van vanggewassen noemen zij een goede landbouwpraktijk na de teelt van (snij)mais. Telers, loonwerkers en adviseurs zijn bij maïs een slag aan het maken naar vervroegen van het tijdstip van de oogst middels vroegere rassen en andere zaaimethoden onder andere gelijkzaai en onderzaai. Alleen kost deze ontwikkeling tijd. Daarbij laten weersomstandigheden zich niet sturen door een datum.

Verlies aan voederwaarde
Veehouders willen afgerijpte snijmais en daarmee zetmeel oogsten. Ruwvoer is immers de basis van een rantsoen. Voor snijmaïs geldt daarbij dat deze maar één keer per jaar wordt geoogst. Onrijpe mais betekent verlies aan voederwaarde en daardoor zijn rantsoenen lastiger uit te balanceren. Dit brengt mogelijk ook nog meer emissies met zich mee in de vorm van ammoniak en methaan. Daarbij komt dat niet optimale rantsoenen vaak nog gecompenseerd moeten worden met krachtvoer, iets wat kostprijsverhogend werkt en ook onwenselijk is vanuit een kringloopgedachte. 

Duidelijk is ook dat de capaciteit bij loonwerkers niet aanwezig is om dit jaar alle rijpe en onrijpe snijmaïs vóór 1 oktober te oogsten. Dit zet grote druk op de planning bij de loonwerkers. Daarnaast wil een deel van de telers graag na de oogst, maar voor de zaai van het vanggewas, nog bodemverbeterende maatregelen uitvoeren als egaliseren, lostrekken van sporen of bekalken. Ook hiervoor is tijd nodig om dit uit te kunnen voeren naast de oogstwerkzaamheden. Want ook een groenbemester groeit alleen optimaal als je de juiste zaaibedbereiding uitvoert. Daar win je volgens Cumela meer mee dan met haastwerk om 1 oktober te halen.