mestuitrijden maisland

Uitrijddatum mest maisland vervroegd naar 15 maart

Datum: 16 oktober 2020
Laatst bijgewerkt: 16 oktober 2020
Door: Maurice Steinbusch
Minister Schouten heeft naar aanleiding van Kamervragen van VVD, CDA en SGP besloten dat loonwerkers en maistelers volgend jaar vanaf 15 maart mest mogen uitrijden op maisland op zand- en lössgrond. In het oorspronkelijke ontwerpbesluit was de datum van 1 april opgenomen. Een mooi resultaat van het aankaarten van dit probleem door Cumela en de NMV bij de politiek.

In het antwoord op de Kamervragen geeft minister Schouten van LNV aan dat de verruiming zal gelden voor 2021 en 2022 van kracht blijft. Hoe de regeling daarna wordt, hangt af van het 7e Actieprogramma dat nu in voorbereiding is en het nieuwe mestbeleid waar ook aan gewerkt wordt.  

Cumela is content met het verschuiven van de datum waarover intensief contact is geweest met de Kamerfracties. Het betekent meer rek in de planning om werkzaamheden op die tijdstippen uit te voeren dat de bodem en weer het toelaten. Het betekent bovendien dat er niet in extra overcapaciteit moet worden geïnvesteerd bij een gelijkblijvend of krimpend areaal.

Geen kalenderlandbouw
Cumela blijft een groot tegenstander van harde kalenderdata in wetgeving voor aanwendingsperioden. Dit frustreert ondernemers die op een zorgvuldige wijze werkzaamheden willen uitvoeren met aandacht voor bodem en gewas. Bovendien houden kalenderdata, zoals bijvoorbeeld de uiterste inzaaidatum vanggewas van 1 oktober geen rekening met grillige weers- en wisselende bodemomstandigheden en verschuiving van groeiseizoenen. Landbouw is gelukkig geen kalenderactiviteit.  Ook in de komende gelegenheden waar de kaders van mestwetgeving worden besproken zal dat één van de aspecten zijn die Cumela naar voren brengt. Het aanscherpen van kalenderdate suggereert dat de handhaafbaarheid dan groter is. In plaats daarvan is het effectiever om de handhaving effectiever in te vullen en ‘knoeiers met mest’ echt aan te pakken.

Achtergrond en tijdslijn

  • In mei maakte het ministerie bekend dat verplichting uit het 6de actieprogramma Nitraatrichtlijn, namelijk drijfmestrijenbemesting van mais op zand- en lössgrond, niet per 2021 wordt ingevoerd. Het actieprogramma is afgestemd met de Europese Commissie en vormt de basis voor de derogatie 2018-2019 en 2020-2021. Als alternatief kwam er een neuwe maatregel, het verschuiven van de aanvang van de bemesting van 15 februari naar 1 april.  Uit de beantwoording van de Kamervragen komt naar voren dat ook andere alternatieven overwogen zijn zoals het verlagen van de stikstofgebruiksnorm of het vervroegen van de uiterste datum (nu 1 oktober) dat het vanggewas op het zuidelijke zand en op lössgrond gezaaid zou moeten zijn. De minister geeft in de kamerbrief aan dat ze ondanks de lagere regeldruk hiervoor toen niet gekozen heeft omdat deze een te grote impact hebben op boeren.
  • In juni heeft de sectie Agrarisch loonwerk via een internetconsulatie gereageerd op de datum van de 1 april en beargumenteerd voorgesteld deze te vervroegen naar 1 maart. Bemesten in februari vond de sectie ongewenst.
  • Eind augustus zond de minister haar ontwerpbesluit naar de Tweede Kamer met daarin de verwerkte ontvangen consultaties. De datum bleef op 1 april staan;
  • In de septembervergadering van de sectie Agrarisch loonwerk is het ontwerpbesluit besproken. Het sectiebestuur vond de verwerking van de consultaties in de toelichting van dit ontwerpbesluit dusdanig teleurstellend dat besloten is dit aanhangig te maken bij de politiek. Samen met de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) is de politiek benaderd om de consequenties voor loonwerkers en telers van het vasthouden aan de datum van 1 april aan de orde te stellen.
  • Kamerfracties van CDA, VVD en SGP hebben begin oktober vragen gesteld over de achtergrond, de gevolgen en de onderbouwing van de maatregel.
  • Woensdag 14 oktober is de kamerbrief verschenen waarin de datum vervroegd is naar 15 maart voor de jaren 2021 en 2022.